545 herhaald. Do meerderheid Uwer Commissie noemde het opmerkelijk dat bij Loedjan, die binnen één week driemaal het maximum slagen had ontvangen, de wonden reeds na enkele dagen genezende waren en zijn toestand niet bedenkelijk was; van uit haar gezigtspunt acht de minder heid het een sprekend feit, dat binnen zoo korten tijd tot driemaal toe het maximum der straf op Loedjan toegepast werd, terwijl het gevolg er van was dat hij na de derde keer met koud vuur op de geslagen deelen, zweren van buitengewonen omvang, gepaard met uitgebreid stofverlies, in het hospitaal moest worden opgenomen, waar hij, toen de behandelende genees heer na verloop van ongeveer eene maand verklaarde dat reeds spoedig na de opname een begin van genezing was ingetreden, toch nog, naar diens oordeel, eene maand zou moeten blijven. Drie maanden later stierf hij er, volgens zijn doodextract, aan de gevolgen van vulnera en berri-berri. Eekenen dezelfde leden Uwer Commissie het allezins verklaarbaar dat de procureur-generaal met de wijze van toepassing der rotanstraf te Atjeh, zoo als die uit de instructie was gebleken, geen vrede had, de qualificatie, door hem op den beheerder Kauffmann toegepast, leveren van den ande ren kant het bewijs, dat hij niet in het oog hield de geheel exceptionele omstandigheden, waarin die beheerder was geplaatst. En wel allereerst ten gevolge van de bestemming, door de Eegering aan de dwangarbeiders te Atjeh gegeven. Die bestemming bragt mede dat een moeijelijke, niet zelden gevaarlijke arbeid aan hen moest worden opgelegd. Yan de wijze, waarop zij hunne taak volbragten, was het welzijn onzer troepen, het succes onzer wapenen in niet geringe mate afhankelijk. De te verrigten arbeid en de huisvesting maakten ontvluchting bijzonder gemakkelijken deze, uit den aard der zaak in den regel een overgang tot den vijand, kon onze belangen zeer schaden. Zeer begrijpelijk is het dat zulke om standigheden den beheerder, die in ieder opzigt ongetwijfeld ernstig ge streefd heeft om de dwangarbeiders hunne taak zoo goed mogelijk te doen vervullen, een strenge tucht onmisbaar hebben doen achten onder de gemiddeld 2500 veroordeelden, welke onder zijn beheer waren gesteld, en dit, ook al waren deze, zoo als de Minister meent, eene soort van men- schen, dat, behoudens uitzonderingen, als een lijdzaam en gedwee volk mag worden afgeschilderd, iets wat 'zeker niet algemeen zal worden toe gegeven. Neemt men daarbij in aanmerking hoe onder anderen do inspecteur der gevangenissen, de heer Stibbe, en de officieren van gezond heid van Eiemsduk en H. J. van der Weijde als getuigen verklaard hebben, dat door Kauffmann voor voeding uitstekend is gezorgd en voor de huisvesting ook in het belang der hygiene is gedaan wat in zijn ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 558