574
thans dooi' de jurisprudentie in Nederland wordt aangenomen, Schr.
onvermijdelijk een logische fout begaat.
Bij het Crimineel Wetboek van het Koninkrijk Holland (art. 11)
werd het opzet omschreven, als „r/e wil om te doen of te laten die
dadenivelke bij de wet verboden of geboden zijn," en merkte des
wege de hoogleeraar Kemper aan, „dat de opzettelijke misdaad de
voorbedachtelijke overtreding is. Uit de natuur der zake (zeide Z.
E.) vindt zulk eene overtreding plaats, zoodra iemand opzettelijk iets
doet, hetgeen hij weet met die wet strijdig te zijn, en dit weten wordt
wederom, niet alleen volgens de algemeene gronden van regt, maar ook
volgens de uitdrukkelijke bepaling onzer wetten, als noodzakelijk en
aanwezig (praesumptione juris et de jure) ondersteld, zoodra de af
kondiging der wet, volgens des wetgevers bepalingen, kan gerekend
worden bekend te kunnen zijn zoodat hieruit van zelf het gevolg is, dat,
zoodra eenmaal het opzettelijk plegen eener met de strafwetten strijdige
daad bewezen is, ook de opzettelijkheid der misdaad genoegzaam bewe
zen moet gehouden wordenschoon misschien nog wel iets over de
praesumptie der voorbedachtelijkheid had kunnen gezegd worden.'
Een der redenaars in onze wetgevende Kamers (ten jare 1847)
verklaarde door opzet te verstaan toelegpropositumconsilium van
willens en wetens zóó en niet anders te handelen, desseinh propos
délibéré)zoodat men, volgens dien spreker, met opzet handelt, wan
neer men zich rekenschap geeft van hetgeen men doet. Diensvolgens
oordeelde hij, dat opzet het bloote voornemen is om te handelen
dat hetzelve wel in zich sluit het propositum agendiden dolus civilis
om te benadeelen, maar nog niet den dolus malushet propositum
delinquendi, welk laatste bij ieder misdrijf altijd moet aanwezig zijn."
Bij het Code Pénal treft men geene bepalingen aan. Alleen vindt
men in de artt. 297 en 298 de omschrijving der premeditatie (voor
bedachten rade) en guet-apens (geleiderlage), doch deze zijn slechts
als zoo vele soorten van den dolus aan te merken. Uitdrukkingen
zooals van volontaire ment, sciemmenta dessein de nuirefrauduleuse-
ment en andere, die in het wetboek voorkomen, mogen met het be
grip van dolus in het nauwste verband staan, doch kunnen geen
grond geven, om met juistheid te bepalen, wat de wetgever als zoo
danig wil hebben.