en 1S0S, dan bewijst liet beroep van den Schr. op die bepalingen meer tegen dan vóór de door hem gehuldigde meening. De leer, volgens de tegenwoordige jurisprudentie in Nederland voor het begrip van desertie omhelsd, waaronder verstaan wordt„alle opzettelijke verwijdering van het korps, kantonnement of garnizoen verder dan één uur afstand, zonder behoorlijk verlof, gepleegd door een militair, aan dat korps, kantonnement of garnizoen verbonden," achten wij, als geheel overeenkomstig der beginselen onzer wet, vol komen juist. Het moge waar zijn, dat de leer volgens de bestaande jurispru dentie ten gevolge heeft de strafbaarheid van onderscheidene inder daad geringe handelingen, wier correctie veeleer, als een vergrijp tegen de krijgstuchtden disciplinair en rechter moesten worden over gelaten, doch is het niet minder waar, dat het niet de taak des rech ters is, om de leemten der wet aan te vullen, maar eeniglijk om de wet overeenkomstig de zuivere rechtsbeginselen toe te passen-, en tot zulk eene toepassing strekt, naar wij vermeenen, de rechtspraak in Nederland omtrent desertiewaarmede wij ons dan ook volkomen kunnen vereenigeu. Een andere vraag is het, of de straf op desertie evenredig mag worden geacht aan de gepleegde handeling, vooral wanneer uit de omstandigheden blijkt, dat in het zich zonder verlof verder dan één uur afstand buiten het garnizoen te begeven de bedoeling van den militair lag, om zijne zieke moeder op te zoekenedoch geenszins zjn oogmerk was, daardoor voor goed zich aan den dienst van den. Lande te onttrekken. Een bevestigend antwoord op die vraag zal zeker zelfs door den grootsten criminalist gegeven worden. Maar waar vindt men in het algemeen genomen in het systeem van het Crimineel N etboek een straf, die eenigszins evenredig aan het misdrijf mag heeten? Dienstweigering in tijd van vrede b. v. wordt bij artikel 95 C. A\ gestraft, zoo het een officier geldt, met cassatie, en zoo het een on derofficier of minder militair is, met den kruiwagen. Ook hier is de grond der strafbaarheid de moedwilhet opzet, zonder dat daartoe vereischt wordt dat het blijke, welke inwendige drijfveer den militair heeft bewogen, het nakomen der orders mei te willenhetzij om daar-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 591