604 De proef werd genomen met geweren van het 3de Bataljon Infan terie vóór de verwisseling van die wapens bij dat korpszij waren bijna negen jaar te velde, hadden zeer veel geleden en verkeerden in zoodanigen toestand, dat de spoedig daarna gevolgde verwisseling dringend noodig was. Nu zal het te velde wel nimmer voorkomen, dat de geweren 24 uren lang geladen moeten blijven, en blijkt alzoo uit den uitslag der genomen proef en uit de op blzd. 601 vermelde gegevens, dat in de practijk het gevaar voor verlamming der slagveer in geenen deele bestaat. Het besluit, waartoe de gevolgde bewijsvoering leidt, is niet twijfelachtig; het gebruik van de palinrichting is niet zonder ge- één compagnie van het 3de Bataljon Infanterie aangewezen om zoo mogelijk den vijand in het gebergte op te sporen; de marsch ging aanvankelijk in zuidelijke rich ting langs de kampongs, gelegen aan den rechter oever van don zuidelijken arm der Kroeng Eaba, later in oostelijke en ten slotte in noordelijke richting door het gebergte. Het gevolgde pad liep voor een deel door zeer drassige sawah's, voor een ander deel door een bergstroom, door de vele regens sterk gewassen en snelstroomend, welke bovendien nog op een zestal plaatsen moest worden doorgetrokkenterwijl liet in het gebergte afwisselend soms vrij sterk klom en daalde, zeer smal was en het terrein aan beide zijden met dicht kreupelhout en soms met zwaar bosch was begroeid. Ten ongeveer 2 uur stootte de spits, een zestal manschappen sterk, op den vijand, die zich ten getale van 20 a 30 man ophield in eenige hutten, in een uitgekapt gedeelte van het bosch terzijde van het pad daargesteld. De commandant van den voortroep begaf zich, na gewaarschuwd te zijn, naar voren en liet, na de spits met een viertal manschappen versterkt te hebben, in den snelst mogelijken gang (de te doorloopen afstand bedroeg een 30tal passen) zonder een schot te lossen den vijand te lijf gaan. Ofschoon het pad over den te doorloopen afstand vrij sterk daalde en zeer rotsachtig was en bovendien nog een riviertje, dat oorspronkelijk niet opgemerkt en op één plaats zoo diep was, dat een soldaat bijna verdronk, moest worden door getrokken, werd de vijand zoo volkomen verrast, dat hij met achterlating van veel wapens op de vlucht ging en spoedig aan beide zijden van het pad in het bosch verdwenen was. Een tiental schoten waren op hem gelost, doch zonder uitwerking; althans bloedspo ren zijn niet opgemerkt. Dit verklaart zich trouwens wanneer men weet, dat later gebleken is, dat niet mimler dan 5 patronen bij die gelegenheid hebben geweigerd. De geweren waren hoogstens 5 uren geladen geweestdaarin is derhalve de oorzaak van die weigeringen vermoedelijk niet te zoeken. De munitie zal waarschijnlijk minder goed geweest zijn; ook moet hierbij in aanmerking genomen worden, dat het den ge- heelen dag, met slechts kleine tusschenpoozen, had gestortregend.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 617