608
helft, ongeveer een 20tal, werkte de patroontrekker goed tot het
25ste schot, waarna het vuren gestaakt werddoch ook bij al die
geweren, zonder een enkele uitzondering, bleek bij onderzoek de
patroontrekker in meerdere of mindere mate losgewerkt te zijn, een
bewijs dat bij voortgezet schieten ook daarbij de patroontrekker niet
meer behoorlijk zou gewerkt hebben.
Dat loswerken van de patroontrekkerschroef is zeer goed verklaar
baar men bedenke dat die schroef bij het openen en sluiten van den
loop, vooral wanneer dit met eenige kracht geschiedt, aan herhaalde
schokken is blootgesteld; vooral het stuiten van den patroontrekker
tegen den achterkant van de gleuf, waarin hij zich beweegt, moet
daarop nadeelig werken. Bij ons geweer moet dan ook m. i. die
werking van den patroontrekker in zijn tegenwoordigen vorm als
minder gunstig worden beschouwd; bij het Fransche geweer heeft
men tot dat doel een afzonderlijke stuitingsschroef, terwijl de gelei-
dersckroef door de inrichting van het sluitstuk onnoodig is.
Een ander nadeel is, dat het gat van de schroef den patroontrekker
zeer verzwakt. Een onderzoek bij den officier van wapening heeft
mij doen zien, dat het vernieuwen van den patroontrekker zeer
dikwijls voorkomt bijna altijd breekt of scheurt hij bij het gat
van de schroef; bij een vasten patroontrekker kan dit vermeden
worden.
Het is mij niet bekend of bij den vasten patroontrekker, zooals
die in Nederland is ingevoerd, alle nadeelen van de in Indië bestaande
inrichting, welke wij vermeenen duidelijk te hebben aangetoond,
geheel zijn weggenomen. Beter dan de losse patroontrekker is hij in
allen gevalle, daarom alléén is de overneming ook om der eenvoudig-
heidswille wensckelijk, tenzij men iets beters hebbe. Het komt mij
echter voor, dat onder de tegenwoordige omstandigheden het zoeken
naar het beste, wanneer men het betere krijgen kan, geen aanbeveling
verdient; een patroontrekker, die niet roest, vindt men toch niet.
Atjeh27 Sept. '82.
E. K. A. de Neve.