618
artilleristische afstand tot het doel is nu tot op minder dan 50 M,
met vrij voldoende zekerheid bepaald.
Thans wordt als opzethoogte voor alle vuurmonden die genomen,
waarmede de kortste grensschoten zijn afgegeven of wel die, waarmede
zoowel een schot (-}-) als is verkregen. Met deze opzethoogte
nu worden zooveel schoten gedaan, dat men, met inbegrip der grens
schoten, uit het resultaat van acht goed waargenomen springpunten
kan nagaan, of de gebezigde opzethoogte werkelijk bij de voortzetting
van het vuur kan behouden blijven, dan wel of een verhooging of
verlaging van 25 M. noodig blijkt.
Ter beoordeeling daarvan geldt bij het Nederl. kanon van 8 c.M.
St, voor alle ongedekte doelen tot en met den afstand van 3000 M.
de volgende regel: „Heeft men van de acht springpunten minstens
vtwee (1/4) of hoogstens zes (3/4) waargenomen, dan is men
„goed ingeschoten en wordt het. vuur met de gebezigde opzethoogte
„voortgezet.
Niet onnoodig is het, hierbij een oogenblik stil te staan.
Het zal toch een verrassend vreemden indruk maken, dat de invoering
van het juister schietend geschut aanleiding heeft gegeven tot het
gebruik maken van meer oppervlakkige en slordige schietregels.
Yan spreidingsliniaal is toch geen sprake, evenmin als van de
daarmede gepaard gaande nauwkeurige berekening, of het gemiddeld
springpunt wel op de gewilde plaats ligt.
Men zij echter indachtig, dat juist de ballistische eigenschappen
van den vuurmond een overwegenden invloed uitoefenen op de schiet
regels. Niet alleen dat door de hoogere ballistische waarde dei-
nieuwe vuurmonden de gevechtsafstanden belangrijk vergroot zijn,
maar ook de trefkans is belangrijk gunstiger geworden.
Als gevolg van dit laatste hebben de correctiën meer waarde-be-
teekenis gekregen, en was dus vroeger de invloed dier correctiën
kleiner.
De onderstaande tafel maakt dit duidelijk
1000 M. 1 °/00 verschil in opzet geeft bij 8 c.M. St. '21 M. en bij 8 c.M. St. 30 M.
1500 M. 8 18 8 25
2000 M- v 8 15,5 8 22
2500 M. 8 13,5 8 18
3°00 M. 8 11 8 17
