634
met zelfvertrouwen te gemoet gaan of afwachten, hoeveel te meer
wordt dit het geval, wanneer onze vuurwapenen zoodanig zijn ingericht,
dat de tijdroovende beweging van het tegenwoordige laden niet meer
behoeft plaats te hebben, en in de beslissende oogenblikken de vijand
met een dichten kogelregen kan worden overstelpt. (1)
"Wie kan ons verder verzekeren, dat wij in onze bezittingen steeds
alleen tegen den Inlandschen vijand zullen strijden? De waar
schijnlijkheid bestaat immers, dat de een of andere groote mogendheid,
hetzij vroeg of laat, zal trachten ons het prachtig rijk van Insulinde
te ontrukken; en dan is 't van 't grootste belang, dat wij bewapend
zijn met het beste geweer, dat er bestaat.
Laten wij er rond voor uitkomen: ons militair-prestige tegenover
den Inlander heeft door den langen duur van den Atjeli-oorlog geleden.
Deze lange duur moet gelukkig niet geweten worden aan gebrek
aan militaire eigenschappen bij het Leger; maar het kan zijn nut
hebben bij eene volgende groote expeditie op te treden met troepen,
die niet alleen talrijk en uitmuntend geoefend, doch ook uitstekend
bewapend zijn.
Onze Marine is, wat de bewapening harer manschappen met ge
weren aangaat, voornamelijk afhankelijk van ons Leger in Oost-Indië.
De landitigsdivisiën der Marine bestrijden in Indié dikwijls den vijand,
in gemeenschap met het Leger; of wel afdeelingen van het korps
Mariniers worden hij het Leger ingedeeld, evenals tijdens den Atjeh-
oorlog. In beide gevallen is het goed, dat er geen verschil van
patroon bestaat tusschen de troepen, die naast elkander, en soms
dooreengemengd, strijdenzij kunnen dan elkander zoo noodig met
patronen bijspringen. Een toestand, zooals in Nederlandwaar de
schutterij bewapend is met een verouderd geweer, dat een geheel
ander kaliber heeft dan het geweer van t Leger, moet als zeer nadeelig
en gevaarlijk beschouwd worden. De schutterij, zegt men nog wel,
is een hoofd-factor, waarop gerekend moet worden bij de verde
diging van het land
Onze oorlogschepen, verspreid over den geheelen Indhchen Ar
chipel, kunnen tijdens expeditiën gebrek aan patronen krijgen, en
(1) Repeteer-geiueren bij de Marinedoor Ph.; geplaatst in het weekblad:
„De Amsterdammer", jaargang 1881.