INFANTERIE-OEFENINGEN.
De tijding, dat een nieuw Reglement op den Inwendigen Dienst der
Infanterie in aantocht is, biedt een zeldzaam voorkomende gelegen
heid aan voor ieder officier, om aangaande oude voorschriften, die
z. i. wijziging behoeven, zijn meening te zeggen en daardoor zoo
veel mogelijk tot het verkrijgen van een goed reglement mede te
werken. We willen trachten, mede een steentje tot den opbouw
daarvan bij te dragen.
Hoe is het bij ons wapen met de geoefendheid gesteld? We ge-
loovenzeer middelmatig. Reeds bij een ernstig treffen met den
Inlandschen vijand blijkt het en tegen een geoefende Europeesche
krijgsmacht is het te vreezen dat onze Infanteristen beneden hun
taak zullen blijven.
Over het algemeen schieten onze soldaten slecht.
Bij een velddienstoefening of bij het tirailleeren blijkt veelal, dat
ook het kader onvoldoende geoefend is en dat de handen scheef staan,
zoodra eenig initiatief wordt gevorderd.
Waaraan is dit toe te schrijven? Zeker niet aan de samenstelling
een wapen, nagenoeg voltallig en geheel uit vrijwilligers bestaande,
heeft in dit opzicht veel vooren wanneer bij zulk een geheel de
geoefendheid veel te wenschen overlaat, dan moet men onvermijdelijk
tot de slotsom komen: „de regeling is onvoldoende."
Ru is de abnormale toestand, waarin het Leger gedurende de laatste
jaren verkeerde, wel gedeeltelijk de oorzaak van de minder goede
resultaten der instructie. Maar tochde hoofdfout schuilt elders.
Immers, ook in vroeger jaren, toen een nagenoeg volslagen 'toestand
des vredes heerschte, liet de geoefendheid van onze Infanterie te
wenschen over.
Bij ons wapen worden diensten, het administratieve en huishou»