649 hoogte te zijn van den graad van bedrevenheid bij elke compagnie in elke soort van oefening, en dus altijd met juistheid de meest nuttige oefening voor die compagnie dagelijks te kunnen vaststellen. Maar de kapitein, die meester is over slechts ééne compagnie en haar om zoo te zeggen voortdurend onder de oogen heeft weet zulks des te beterten minste als hem de gelegenheid wordt gegeven, voor zooveel noodig, over die compagnie te beschikken. En dan zal hij ook volkomen terecht verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor de geoefendheid zijner ondergeschikten. Het voorgaande tezamenvattende achten wij wenschelijk, dat bij de oefening van onze Infanterie de volgende beginselen gelden: 1°. de bataljons-commandant houdt het korps een a twee dagen per week beschikbaar voor het manoeuvreeron (bataillon-school en velddienst); 2e. verder laat hij de compagnieën geheel ter beschikking van hare commandantenstelt deze aansprakelijk voor de geoefendheid hunner ondergeschikten en controleert de oefeningen, zooveel of zoo weinig hem dit noodig voorkomt We laten hier de oefeningen bij de depot-bataillons buiten beschouwing, o. i. be hoeven zij een andere onderwijsregeling, doch behoort de vaststelling daarvan in de speciale instructie voor die korpsen tehuis. De beschikking over het schijfsch ietter rein zou natuurlijk door den bataljons-com mandant, in overleg met de commandanten der compagnieën, moeten worden geregeld. We kunnen niet nalaten, hier de aandacht te vestigen op een eenvoudig midde om reparatiën aan kogelvangers tot een minimum te herleiden en kogelzoeken na afloop van het schietseizoen omioodig te maken, zooals dit bij eene zeer practische in richting der schietbaan het ges'al was in een Hollanclsch garnizoen, waar we vroeger vertoefden. De schietbaan was de verbreede berm van een der vestingfronten en derhalve de flank van een der aangrenzende bastions de natuurlijke kogelvanger. Boven die flank was een cavalier; en beter kogelvanger kon dus wel niet begeerd worden. In de voorzijde van de bastionsflank hier kogelvanger was een diepe nis uit gegraven en door ruw houtwerk tegen instorten der zijwanden gevrijwaard; achter in die nis was een flinke hoeveelheid droog zand aangebracht, zoodat de kogels daarin smoorden, den eigenlijken kogelvanger niet konden beschadigen, noch zelfs bereiken en bovendien na afloop van de schietoefening door een paar man corvee gemakkelijk werden teruggevonden. Yan verder kogelzoeken was dan ook geen sprake. Men bedenke eens hoeveel jammerlijk verloren tijd in luieren (lees: corveën) op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 662