666
Op bladzijde 6, regel 5 v. o., wordt gezegd: „De straf van den pro
poost en bet cachot of gat zal de gestraften van alle (n) militairen
„dienst ontheffen gedurende den straftijd." Waarom niet eenvoudig gezegd
„De provoost- en cachotstraf zal de gestraften van allen militairen dienst
„ontheffen." De woorden „gedurende den straftijd" zijn tamelijk overbo
dig. Ook hadden achter het woord „cachot" de woorden „of gat" telken
male gebezigd, gerust weggelaten kunnen worden. Die uitdrukking is
van „tempo doeloe", toen het cachot werkelijk een „gat" was; een soort
van onderaardsch verblijf, bijna zonder lucht of licht. Ze wordt trouwens
ook nimmer meer gebezigdwe herinneren ons althans niet, in de laatste
25 jaren ooit eene straf van bijv. „4 dagen gat" te hebben zien opleg
gen. Hoe minder omhaal van woorden men in een Handboek bezigt, hoe
beterde eenvoudigheid en duidelijkheid toch winnen er door. Het is
geene verdienste, Lichtenberg's brandbluschreglement na te volgen.
Op bladzijde 8 wordt medegedeeld, dat de halve soldij der manschappen
in de 2e klasse van militaire discipline geplaatst, in het spaarfonds wordt
gestort, doch er wordt niet bij vermeld wanneer dat „spaargeld" wordt
teruggegeven, of in welke gevallen er de hand op gelegd kan worden.
Over het spaarfonds zelve hebben we in het Handboek niets kunnen
vinden. Hetzij hier, of wel in Hoofdstuk XV, had een en ander gezegd
kunnen worden omtrent deze nuttige instelling, van welke, ook blijkens
het jongste Koloniaal Verslag, meer en meer gebruik wordt gemaakt,
niettegenstaande de administratieve beslommeringen, welke ze ongetwijfeld
in niet geringe mate veroorzaakt.
Op bladzijde 12 vangt de Schr. de afdeeling Rechtsplegingaan, met
het recht van reclame.Hij vermeldt wel wat er geschiedt, wanneet de
reclame ongegrond bevonden wordt, doch verzuimt mede te deelen op
welke wijze het geleden onrecht wordt hersteld bij gegrond-bevinding
der klacht.
In zijne „Pligten en regten laat de Heer Van Haeften, bij het bespreken
der reclames over straffen, de volgende regelen voorafgaan (zie blz. 35).
„Hoewel naar den regel ieder mindere, de gegeven bevelen zonder tegen
spraak moet nakomen, ook zelfs wanneer die bestaan in het ondergaan
„eener bestraffing, zoo is den soldaat niettemin een weg opengesteld, tot
„herstel van mogelijk geleden onregt.
We zouden gewenscht hebben, dat de Heer Brakel in denzelfden geest
o-ehandeld en, evenals de heer Van Haeften, het recht van reclame het
laatst besproken had.
In 2 worden de voornaamste overtredingen tegen de krijgstucht op-