667 gesomd; we zochten echter te vergeefs onder de afdeeling „Rechtspleging," de vermelding van de voornaamste militaire misdrijven. Het is niet voldoende om te zeggen, wat men mag doen: men dient ook, waar het te pas komt, te zeggen wat men moet laten. Van de indeeling en formatie (Hoofdst. II 33 en 34) maakt Schr. zich zeer kort af. De militaire afdeelingen en commandementen worden niet ver meld; ieder onderofficier dient echter te weten wat en waar ze zijn, evenzoo wat het onderscheid is tusscheu veld- en depotbataljons, en waartoe de garni zoensbataljons en compagnieën, alsmede de subsistentenkaders en het supple- tiedepot dienen. Het overige gedeelte van Hoofdstuk II is met zorg bewerkt. Enkele kleine opmerkingen, zooals bijv. dat het Reglement op den Inwendigen Dienst niet bepaald zegt, dat de sergeant-majoor de uitrukkingsstaten opmaakt, en de bepalingen omtrent het in arreststellen van onderofficieren, gelden meer het reglement, dat daaromtrent leemten bevat. Bij Hoofdstuk IV heeft Schr. onzes inziens een verzuim begaan, door het niet mededeelen der onderscheidingsteekenen van de officieren dei- zeemacht, met wie we in de werkelijkheid zoo dikwijls gezamenlijk op treden. Ook zou het niet overbodig geweest zijn, om ook die van de officieren van de schutterij op te geven en tevens in 't kort te beschrijven de kleeding van pupillen, pradjoerits en barisans. In de nu volgende Hoofdstukken V, VI en VII heeft Schr., op enkele na, het geheele Voorschrift betreffende de Wapenen en de Schietoefenin gen''' opgenomen. Die hoofdstukken hadden aanmerkelijk ingekrompen kunnen worden. Hoofdstuk V kan er nog mede door, doch van liet Vie en VII0 had gerust het grootste gedeelte achterwege kunnen blijven. Evenals over de exercitie-reglementen, kan het kader ook steeds be schikken over het V. W. en S. Men zal misschien de tegenwerping maken, dat dit ook het geval is met de reglementen op den Inwendigen en Garnizoensdienst, doch bij deze beide laatsten gold het, de verschillende verplichtingen van de onderofficieren en de korporaals daaruit te ziften en onder ééne rubriek te brengen: dat behoort in een handboek te huis. Die reden echter bestond niet voor het V. W. en S. Evenals Schr. zelf terecht in zijn „Voorbericht" zegt, is de plaats van een handboek „naast de officieele reglementen" en moeten daarin op genomen worden „een groot aantal bepalingen, waarmede zij (het kader) „bekend moeten zijn, vervat in Algemeene Orders, Reglementen, Tarieven „en Voorschriften; welke niet alleen niet in hun bezit zijn, doch die „zij zelfs nimmer ter inzage krijgen."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 680