668
Do geachte schrijver zal hot voorzeker niet ons eens zijn, dat het V. W,
en S. nu juist niet behoort tot de door hem bedoelden.
Nu echter Schr. in zijn handboek het gebruik van het V. W. en S.
door het kader zoo goed als overbodig maakt, had hij het ook zoo nauw
keurig mogelijk dienen over te nemen. Dit echter is niet het geval. In
de twee eerste van Hoofdstuk Y 88 en 89) treffen wij aldadelijk
afwijkingen van het genoemde voorschrift aan. In het laatstbedoelde staat
(zie I) dat er per sectie een pompstok zal zijnhet Handboek geeft aan c
per escouade. In het voorschrift staat achter beugel en trekkerplaat (b), ten
bewijze dat ze slechts afgenomen mogen worden: in het Handboek is deze (b)
vergeten. Ook verzuimde Schr. het kaliber van ons geweer te vermelden.
De Hoofdstukken YIII, IX en X zijn met zorg bewerkt. Aan het slot
van Hoofdst. IX zouden we nog wenschen te zien vermeld de bepalingen
omtrent de opname in het Oudemannenhuis te Semarang. In het alge
meen zou zoowel in dit als in Hoofdst. XV veel opgenomen kunnen wor
den, van- 't geen de Heer Van Haeften in de Hoofdstukken XIX en XX
van zijne „Handleiding" heeft vermeld.
Hoofdstuk XI is, vooral daar het Handboek slechts voor onderofficieren
en korporaals geschreven is, voor inkrimping vatbaar. Bij het opnoemen
der bronnen, waaruit bedoeld Hoofdstuk is geput, verwonderde het ons,
dat Schr. het in bijna alle garnizoensbibliotheken opgenomen boek van
Dr. N. P. van der Stok: „Handleiding voor niet-geneeskundigen" niet heeft
geraadpleegd. Het door hem gebezigde werkje van Dr. Aalbersberg is
ten behoeve van het Nederlandsche Leger geschreven.
In het algemeen heeft Schr. te veel uit het oog verloren, dat hij zijn
handboek schreef voor het kader van het Nederlands ch-Indische Legei.
Vooral is dit merkbaar in de Hoofdstukken XII en XIII. Schr.
verantwoordt zich in de voorrede, dat liij, bij gemis aan officieele voor
schriften, zich bediend heeft van andere daaronder genoemde werken.
Maar dan verwondert het ons, dat hij, behalve het zeer geringe gebruik
door hem gemaakt van de, wegens gemis aan beter, tot dusverre meestal ge
volgde: „Handleiding tot de kennis der velddienst, enz." door W. A.
van Reesniet tevens heeft geraadpleegd het „Handboek voor post-
kommandanten", door dienzelfden schrijver samengesteld.
Het Hoofdstuk (XII), over den velddienst handelende, is evenzeer ge
schikt voor onderofficieren en korporaals der infanterie van het Neder
landsche Leger. Behalve dat dotp hier bij voorbeeld kampongvoertuigen
pedaties geheeten worden, enz. is er geen onderscheid. Zelfs het inder
tijd door een officier der marine zoo terecht bespottelijk gemaakte „oriën-