682 „geacht wordt dezelfde te zijn als die van liet besluit, waarbij de ka- „dets voor de landmagt in Nederlanddie gelijktijdig aan bet officiers- examen hebben voldaan, tot 2den luitenant benoemd zijn, en dat zij rang nemen hoven de in Nederlandsch-Indië gelijktijdig benoemde 2de „luitenants van de wapens waartoe zij behoorenterwijl deze rang ne- „men hoven de 2de luitenants, die uit de korpsen der landmagt in Ne- derland gelijktijdig tot dien rang bij het leger in Nederlandsch-Indië „zijn benoemd. „Yoor de hoogere rangen rekent de ouderdom in rang van de dagtee- „kening van het besluit der benoeming, en bij gelijke dagteekening naar „de rangschikking der officieren in hunnen vorigen rang." Dit artikel 9 kan nimmer inbreuk maken op de 2e alinea van artikel 42 der II et van 2 September 1854, waarbij het recht tot benoeming den Gouverneur-Generaal onbeperkt is verleend. Artikel 9 regelt dan ook slechts de ancienneteit, wanneer ter zake in het benoemingsbesluit niet anders is bepaald; dit springt vooral in het oog bij het lezen der laatste alinea van dat artikel. De Verordening van 1859 kan ook niet de bedoeling hebben, dat slechts benoemd zou mogen worden tot jongsten in den laagsten rang, want dan zou die Verordening aantasten het recht, aan den Gouverneur-Generaal verleend bij artikel 42 der Wet van 2 September 1854. Iti dezen geest is dan ook steeds de Verordening van 1859 toegepast, ook door den rapporteur der 2° Kamer in zake Eleij, Jhr. H. O. Wichers, toen hij als Marine-minister in 1877 iiet Koninklijk besluit mede con trasigneerde, waarbij eenige Luitenants-ter-zee der 2e klasse uit den zee dienst werden ontslagen en tevens benoemd tot jongste le luitenants bij het wapen der Indische Artillerie, waarbij ook een 2e-luitenantsrang bestaat. Blijkt hieruit, dat in Nederland de Koning en in Nederlandsch-Indië de Gouverneur-Generaal het recht heeft, om benoemingen in hoogere rangen te doen, het zou aan het belachelijke grenzen dat zij niet zou den kunnen benoemen tot Nc 1, of 6, of N° 12 der tweede luitenants. Maar, voor een oogenblik aangenomen, dat artikel 9 der ordonnantie van 1859 wil: benoeming slechts tot jongsten 2^™ luitenant, dan zou dat zijn eene verkorting der bevoegdheid, bij de Wet aan den Gouverneur- Generaal verleend. De ordonnantie zou derhalve zijn onwettig. Dit artikel 9 aandachtig lezende, blijkt, dat men slechts het oog had op benoe mingen tot officier uit de kadets der Koninklij'ke Militaire Academie en uit de onder officieren bij* het Leger in Nederland en dat in Nederlandsch-Indië.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 695