683
Docli ook al ware zij wettig, hetgeen ik bestrijd, dan zou ze toch
slechts zijn een Koninklijk besluit, den Raad van State gehoord, en kan
dat besluit alzoo elk oogenblik, den Raad van State gehoord, gewijzigd
wordenook wat betreft in vroegere jaren plaats gehad hebbende afwijkingen.
De Raad van State moet wel gehoorddoch diens advies behoeft daarom
nog niet gevolgd te worden; wel de Wet, zoolang die niet door eenc
andere Wet is gewijzigd.
Ik herhaal dusaangenomen, dat de ordonnantio wil benoeming tot
jongsten 2den luitenant, en dat die bepaling niet in strijd is met de Wet
van 1854, dan is elke benoeming volkomen legaal te maken door een
nader Koninklijk besluit, den Raad van State gehoord, waarbij gehand
haafd wordt het primitieve Koninklijke besluit, houdende benoeming van
A. tot kapitein, B. tot jongsten lsten luitenant, C. tot oudsten 2dcn luite
nant, D. tot No. 5 der 2d0 luitenants, enz.
liet zou onwaardig zijn, wanneer het Koninklijk besluit van 1877,
waarbij de positie van Kits van Ileijningen c. s. geregeld is op eene wet
tige, en bij de meest orthodoxe lezing van artikel 9 door een nader
Koninklijk besluit wettig te maken wijze, werd ingetrokken, omdat zij dan
anders behandeld zouden worden dan alle andere officieren der Marine
en Mariniers, van het West-Indische en Afrikaansche Leger, die tot kapi
tein, eersten of tweeden luitenant bij het Oost-Indische Leger werden be
noemd in den tweeden-luitenantsrang altijd met behoud van de ancienneteit,
die zij bij hunne vroegere korpsen bezaten.
Één ding is echter zeker, n.l. dat indien men de dwaasheid begaat, om
aan den wensch van de Tweede Kamer te voldoen en alzoo Kits van
Heijningen c. s. in de ranglijst naar onderen te schuiven, dat dan ieder,
die een officier der Marine of der Mariniers, dan wel van het West-Indi
sche of Afrikaansche Leger, boven zich kreeg, op dezelfde gronden zal
kunnen en ook zal reclameeren, waardoor een onhoudbare toestand zou
worden in 't leven geroepen.
Men zal wellicht zeggen: wat leest schrijver artikel 42 der Wet van
1854 letterlijk; maar ik vraag: of niet even letterlijk wordt gelezen de
bepaling, dat alléén overplaatsingen van het Nederlandsche Leger mogen
geschieden.
Mijne conclusie is dus: Alle benoemingen, ook die van Kits van Ileij
ningen c. s., zijn wettig. Mocht men niettemin e^ii scheurtje in die
wettigheid vinden, dan moeten en kunnen ze alsnog volkomen wettig
worden gemaakt.