56 boodschap aan den heer der Kinderen, voor generaal van der Heijden door het later ingesteld onderzoek voldoende en tot eer van dien generaal zijn opgehelderd". Handelingen der Tweede Kamer 1881-1882, bladz. 167 en 168.) Een ander lid ondersteunde dit verlangen, maar eine noo- O O O verder, bragt het incident der Kinderen in regtstreeksch verband met de bestuurswisseling in Atjeh en meende „dat de eer der Nederlandsche wapenen, zoowel als de eerbied, verschuldigd aan het hooge regtswezen in Indië dringend vorderen, dat het lid van den Raad van Indië, mr. der Kinderenin de gelegenheid worde gesteld, en wel zoo spoedig moge lijk, om zich te zuiveren van den blaam, als zoude hij den generaal van der Heyden op niet zeer eervolle wijze hebben trachten te noodzaken zijn ontslag te vragen." Handelingen 1880-1881, bladz. 191.) Kaar aanleiding van dien aandrang gaf de ondergeteekende in de zitting van 17 November 1881 eenige inlichtingen ten bewijze: 1°. dat het inci dent der Kinderen hoegenaamd geen aanleiding was tot en zelfs in geen verband stond met het besluit van den Gouverneur-Generaal van 11 Maart 1881, waarbij de generaal van der Heyden als civile en militaire opper bevelhebber in Atjeh vervangen werd, 2°. dat de Gouverneur-Generaal in November 1880 alleszins gewigtige redenen had om te wenschen dat de generaal van der Heyden Atjeh verlaten zoude. Den volgenden dag echter kwam een der bovenbedoelde leden op het gegeven antwoord terug, brandmerkte het gedrag van den heer der Kin deren als onwaardig, meende dat „een procureur-generaal die nalaat de onschuld van een beschuldigde in het openbaar te erkennen, als die on schuld is gebleken, en den schijn van schuld voor het oog der wereld niet wegneemt, eene qualificatie verdient, die ik aan alle weldenkende en eerlijke lieden overlaat," sprak van verguizing van den generaal van der Heyden door intrigue of laster, en achtte het „de pligt van den onbe vangen staatsman, zonder consideratiën van welken aard dan ook, het licht te doen opgaan over den treurigen schemer, waarin men den naam van den generaal heeft trachten te plaatsen." Daarbij werden door dat zelfde lid correspondentiën ter zake op het bureau van den president ter inzage van de leden overgelegd. (1) Ondanks het ten vorigen dage door den ondergeteekende gegeven ant woord ging men dus voort, niet enkel den afgetreden Gouverneur-Gene- (1) Door deze overlegging toonden generaal van- der Heyden en de heer de Ca- sembroot te beseffen, dat het hier eene zaak van particulieren en niet van politieken aard gold. Voor de overlegging van staatkundige bescheiden is toch dc toestemming der Regering noodig.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 69