CG
En wat is nu de geschiedenis van liet incident
De ondergeteekende is in de gelegenheid om hier den oud-Gouverneur-
Generaal van Lausbevye zeiven te laten spréken, die hem den loden Octo
ber 1881, naar aanleiding van het op 7 October in de Tweede Kamer
verhandelde, uit Carlsruhe het navolgende schreef:
„Door den auditeur-militair te Atjeh was bij den Procureur-generaal
eene aauklagt ingediend tegen enkele bij generaal van dar Ileyden zeer
in aanzien staande personen, wegens ergerlijke handelingen, die welligt
tot eene strafvervolging zouden moeten leiden. Eenige dagen vóór het
vertrek van den heer der hinderen verzocht de Procureur-generaal eene
audiëntie bij mij, waarin liij mij mededeeling deed van eene nadere aanklagt
van den auditeur-militair, waarbij bedoelde feiten nader werden omschreven
en ook tal van andere bijzonderheden aan het licht werden gebragt, die van
dien aard waren, dat het onvermijdelijk scheen dat er eene vervolging
tegen enkele ambtenaren op Atjeh ingesteld werd.
„De Procureur-generaal voegde bij die mededeeling de volgende woorden1
„de onthullingen van den auditeur-militair kunnen mijns inziens niet anders
dan tot eene strafvervolging leiden. Alvorens daartoe over te gaan heb
ik echter gemeend Uwe Excellentie met een en ander in kennis te moeten
stellen, omdat de generaal ran der Ileyden in de zaak betrokken is en
het mogelijk zou zijn dat zulks tot politieke moeijelijkheden aanleiding gaf.
liet is toch niet onwaarschijnlijk dat de vervolgde persoon of personen
zich voor hunne verdediging op lastgevingen van den generaal zullen
beroepen; minstens genomen zal hij door de regtbank als getuige opgeroepen
worden. Maar er is meer. Uwe Excellentie is te goed bekend met
Indische toestanden en in het bijzonder met den toestand op Atjeh om
niet te begrijpen, dat indien de generaal op zijn post blijft, ieder onder
zoek vruchteloos zal zijn. Wil de justitie in staat gesteld worden het
noodige licht te verkrijgen, dan dient de generaal tijdelijk of liever voor
goed verwijderd te worden."
„Inmiddels", zoo vervolgt de oud-Gouverneur-Generaal van Lansberge
zijn brief, „was reeds eene vervolging ingesteld tegen een der ambtenaren
op Atjeh wegens ergerlijke misbruiken, en het was mij bekend, dat die
ambtenaar, daarover verbolgen dat hij door generaal van der Ileyden
werd losgelaten na eerst zijn gunsteling te zijn geweestvoornemens was
den generaal zooveel mogelijk te bezwaren, ten einde zich zelf van schuld
te ontlasten.
„Daarbij kwam, dat ik in den laatsten tijd van onderscheidene kanten
aanklagten tegen den generaal had ontvangan, waaronder een request van