(j't
den secretaris van liet gouvernement Atjeh, die ontslag of overplaatsing
vroeg op grond dat hij niet langer medepligtig wilde zijn aan de plaats
grijpende misbruiken, die mij deden vreezen dat de voorstelling van den
procureur-generaal maar al te juist was.
„Deze omstandigheden kwamen mij van zeer ernstigen aard voor. In
de eerste plaats zag ik ongaarne een staatsdienaar, die aan den lande
zoo vele diensten had bewezen, in eene zaak betrokken, die niet anders
dan aan zijn goeden naam afbreuk kon doen. Veel meer nog evenwel
dan deze persoonlijke overweging woog bij mij in de tweede plaats de
noodzakelijkheid om het prestige van het bestuur in Atjeh op te houden.
Welken indruk toch zoude het op dé pas overwonnen bevolking maken
indien de man, die haar ten onder gebragt had, die haar nog met een
ijzeren scepter regeerde, naar Batavia werd opgeroepen, om als getuige,
welhgt als medebeschuldigde, in eene strafzaak te verschijnen Ik spreek
niet eens van het schandaal, dat zijne verwijdering, zoo als de procureur-
generaal die noodig oordeelde, in en buiten Atjeh zou veroorzaken en van
de verderfelijke uitwerking, welke daarvan op den geest der bevolking
het gevolg kon zijn.
„Het kwam mij dus zeer wenschelijk voor, dat generaal vak der Hey-
den spoedig Atjeh verliet, geheel afgescheiden van de quaestie, of het
civiele bestuur al dan niet ingevoerd zou worden. Ik wilde evenwel zijne
aftreding op de voor hem meest eervolle wijze doen plaats hebben, en in
de eerste plaats dus zonder dat de onmiddellijke aanleiding daartoe bij
wie ook bekend werd. Daarvoor was het noodig dat het initiatief van
hem zelf uitging, hetzij om gezondheidsredenen, waarvoor ik meende dat
alle aanleiding bestond, hetzij op grond dat hij zijne taak op Atjeh vol-
bragt achtte. Ik meen er te moeten bijvoegen, dat ik de verwachting
koesterde dat de generaal, met den stand der zaak bekend gemaakt, en
indien een beroep op zijne vaderlandsliefde werd gedaan, bereid gevon
den zou worden het van hem verlangde offer aan het algemeen belang
te brengen.
„hit den aard der zaak was eene schriftelijke behandeling dezer aan
gelegenheid bezwaarlijk. Ik besloot daarom van liet vertrek van den lieer
der Kinderen naar Atjeh gebruik te maken om dezen, in wiens discretie
en bekwaamheid ik volkomen vertrouwen stolde en die door zijne oude
vriendschap met den generaal daartoe de geschikte persoon scheen te zijn,
op te dragen deze teedere zaak met hem te bespreken. Ik verzocht hem
daarbij aan den generaal van der Heyden de verzekering te geven, dat
ik alleen geleid werd door bezorgdheid voor zijn eigen persoon en voor