76
den, omdat het onderwerp van een dergelijk boek deszelfs algemeene
verspreiding d. i. het drukken van eene groote oplaag in den weg
staat.
Zou die meening voor Indië niet in nog ruimeren zin juist zijn?
R. twijfelen niet of menig uitgever zou gaarne tegen mindere winst
in het belang van ons leger werkzaam willen zijn.
Aan S. is daarentegen geen enkelen dergelijken Indischen uitgever be
kend. Zelfs heeft na de noodige publiciteit zich geen enkele boek
handelaar genegen betoond om tegen het gebruikelijk rabatvijf en twin
tig of meer exemplaren van het werk af te nemenin welk geval de op
lage grooter en daardoor de prijs minder zou kunnen zijn geworden.
Verwondering kan dat echter niet baren aan hen, die weten, dat b. v.
de jaarljjksche „Vaam- en Ranglijst der officieren" van Koorduijn en Zoon,
in Indië verkrijgbaar is tegen den billijken prijs van 3 a 2.
terwijl het werkje, in Nederlandbij inteekening 0.90 kost!
S. gaat nog verder en durft beweren, dat aan R. al evenmin als aan
hem één enkel, in Indiëvoor de eerste maal uitgegeven boekwerk be
kend is, waarvan de prijs, naar reden van het aantal vellen druksgelijk
is aan of minder is dan dien van „Pligten en Regten Integendeel,
de welbekende werken van Vvan der Hout-Gr evers" en van der Stok
zijn, o. m. a. daar om te bewijzen datwaar het auteursrecht aan Indische
uitgevers werd afgestaandeze aanzienlijk hoogere prijzen bedongen.
In tegenstelling van R., die beweren, dat de titel van een boek „niets
ter zake afdoet", is S. van meening, dat men een werk naar deszelfs
inhoud en strekking pleegt en behoort te betitelen. Reeds op de intee-
kenlijsten was vermeld, dat S. zich voornam, om samentestellen eene
handleiding voor den soldaat d. i. voor den ongegradueerde tot de
kennis van zijne dienstplichtentevens gids bij het houden van theoriën,
d. i. in het hijzonder bij het houden van theoriën met oragegradueerden.
Dat het dus R. eene teleurstelling was, geen Indischen "Willes", d. i,
een handboek voor onderofficieren en korporaalste zien verschijnen, dient
geheel op hunne eigene rekening gesteld te worden.
Eenigszins van die teleurstelling bekomennemen R. (zie t. a. p. blz.
727) zich voor, met S.'s „duidelijk uitgedrukt doel" rekening te zullen
houden. De wil blijkt echter beter dan de daad te zijn.
Als een roode draad toch loopt door R.'s geheele beoordeeling een pa-
ralel tusschen P. en R. en „Willes".
De ter Landsdrukkerij gedrukte, of op last van een Departement van Bestuur
uitgegeven, werken blijven hierbij natuurlijk buiten sprake.