Toa res agitur S3 ons Leg'er. Of juist vijftij andere officieren vernleenen evenzeer in hun ne vooruitzichten op promotie te zijn benadeeld als de Luitenant thans Kapitein-kwartiermeester Kleijkunnen wij niet nagaan. Maar wat wij wèl weten is, dat, zoo ooit, thans tegen het officierskorps van het Indische Leger zou kunnen worden gezegdwat op den omslag van De Economist is gedrukt Officieren! het geldt uiv belang, dat hier behandeld wordt! Wat toch is thans het geval Aan het slot der Nota van Inlichtingen door den Minister van Kolo niën verstrekt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaalis door Z. E. gezegd „Eene andere vrajig is het echter, of' tegen herhaling van overplaat singen als de hierbedoelde niet kan en moet worden gewaakt? Onge twijfeld; en de ondergeteekende is daarom met de Indische Begeering „in overleg getreden, om tot herziening te geraken van de hooger ge doemde artt. 26 en 27 der „Kegelen nopens de bevordering en het ont slag enz." in dien zindat de belangen der Indische officieren beter ge waarborgd worden, zonder daarom de Begeering in buitengewone om standigheden rn'eer aan banden te leggen dan de geregelde aanvulling „van het officierskorps zou kunnen gedoogen." Ergo: de Minister is in overleg getreden met de Indische Regeering, om de voor ons Leger als Wet geldende „Regeling" in dien zin te wij zigen, dat overplaatsingen als die, welke door den Luitenant Kleij zijn gewraaktvoor den vervolge niet meer geschieden tenzij de geregelde aanvulling van het officierskorps, dus 's Lands belangwa arbij dat van alle Landsdienaren steeds moet achterstaan, ze dringend nood zakelijk maken wijzigen alzoo ten effectedat de belangen der Indische officieren heter worden gewaarborgd. Dit resultaat nu heeft het Indische officierskorps alléén te danken aan den Heer Kleij. Immers na alles, wat is geschreven tengevolge van zijn aan de Tweede Kamer gericht request waarover hieronder nader kon de Minister moeilijk iets anders doen dan Z. E. thans gedaan heeft. En zelfs al mocht de Heer Kleij ook niet verkrijgenwat hij bedoelteene groote voldoe ning zal het toch stellig voor hem zijn, dat hij nuttig is geweest voor het geheele korps officieren van het Leger, waartoe hij zelf de eer heeft sedert 1875 te behooren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 96