100
op dat hoogst belangrijke onderdeel onzer oefeningen en zou het tal
„mooi-vinders," d. w. z. van hen, die zich met het tegenwoordig stadium
van geoefendheid tevreden stellen en die beweren, dat het „zoo erg niet
is", verminderen.
Langs dien weg zou de aandacht van het Legerbestuur op die leemte
gevestigd worden; eene leemte die, naar ik vrees, nu niet ten volle bekend
is, noch kan zijn.
K.
Beschouwingenbetreffende: Een praatje over straffen en reclames
uit clen goeden ouden tijclen wat met een en
ander in verband staat."
Onder dezen, wèl langen, maar daarom volstrekt nog niet duidelijken
titel, komt in het I. M, T. 1882, N° 5, pag» 658. e. v. een opstel voor,
gedagteekendSumatra's WestkustMaart 1882 Ra, ra, waai woont
de schrijver? en onderteekend, of juister: niet onderteekend k
Dat N, N. zich achter die twee hoofdletters verschuilt, kan ik niet
goedkeuren.
Bij het constateren van daadzaken, het eenvoudig verhalen van feiten,
het leveren van wiskundige betoogen, e. z. v. moge het niet bepaald noodig
zijn te weten: wie de schrijver is! Dim gelde, welligt, alleen de vraag
is het waar wat daar staat? en nietwie schrijft het Geheel anders wordt
liet, wanneer men optreedt als leeraar, als zedeleeraar, als boetprediker
van een geheel korps officieren; zelfs van alle subalterne officieren van
het geheele N. I. Leger
Wanneer men zich daarbij, gelijk N. N., begeeft op het terrein van
beschouwingen, van vergelijkingen, die den toets eener gezonde kritiek niet
kunnen doorstaan, wanneer men, door geheel te verwerpen argumenten,
door het geven van een „remède, pire que le mal" geraakt tot den, zoo zeer
prijzenswaardigen wensch, dat reclames van officieren, over hun opgelegde
disciplinaire straffen mogten verminderen, kon het zijnzelfs geheel ophouden
te bestaan! dan is het volstrekt niet onverschillig te wetenwie die zede-
Wij ontvingen dit opstel met den volgenden brief, onder het postmerk: Arnba-
rawa, 2C Mei 1882, en hebben vermeend, geene wijziging te mogen brengen in spel
ling en leesteekens. lied.
Geachte Redacteur
Hierbij doe ik u toekomen, eonige „Beschouwingen", over het daarbij genoemde op-