110
officieren tot de zeldzaamheden, en de reclamezaken, voor den krijgsraad,
tot de onmogelijkheden behoorenvooral, wanneer onvoorwaardelijk en
exemplair streng worden gecorrigeerd, zoowel de Officieren, die reclames
inbrengen, zóódanig ongegrond en ligtvaardig, dat ze alleen aan „verre
gaande oneerbiedigheid" moeten worden toegeschreven, als óók, de
Chefs, wanneer mogt blijken, dat zij „onbehoorlijke coi'rectiën" hebben
uitgeoefend, en hunne straffen, door den Regter als ongegrond en ligtvaardig
moeten worden veroordeeld [R. v. Kr. art. 9, en R. L. art. 18, zoo als
dit is gewijzigd bij A. O. 1874, N° 10]; wanneer indedaad wordt toegepast,
en niet als een doode letter beschouwd, art. 1, sub 8, van het Koninklijk
Besluit dd. 1 December 1879, A. O. 1880, N° 14, d. i.
„opzettelijke en herhaalde ongehoorzaamheid, mishandelen van minderen,
„misbruik maken van gezag, inzonderheid wanneer door de eene of andere
„dezer handelingen stellig nadeel aan den dienst of aan personen is toe-
gebragt"
onvoorwaardelijk worde geboet, met niet eervol ontslag uit den
dienstwant N. N! Qui veut commander, doit savoir obéirl"
Willem I, Mei 1882. L. C. van Vleuten.—
Kapitein der Infanterie.
Iets over het dragen der activiteitsuniform door gepensionneerde officieren.
Ingevolge het K. B. dd. 14 Augustus 1856, No 60, vermeld in de A.O.
1857, No 17, kunnen de gepensionneerde officieren de activiteitsuniform,
behoudens een kleine wijziging, blijven dragen. In hetzelfde besluit
komt ook voor, dat aan eervol ontslagen officieren daartoe de vergunning
kan worden verleend. Voor gepensionneerde officieren is het dus een
recht.
Tegenwoordig zijn er veel officieren, die na hun pensionneering een
nieuwen werkkring beginnen, zoodat men onder hen o. a. aantreftWagen- en
dos-a-dos-verhuurders, logementhouders, commissionnairs, kleermakers, enz.
Hierdoor komen zij in eene positie, die, hoewel den officiersstand niet
onmiddellijk onteerende, het toch wenschelijk maakt, dat zij zich niet
in uniform vertoonen, zooals meermalen gebeurt.
t Is daarom van belang, dat de bepalingen zoodanig worden gewijzigd,
dat niet ieder gepensionneerd officier het recht heeft de uniform te blijven
dragen, doch dat, even als bij de eervol ontslagenen, aan ieder op zijn
verzoek die vergunning kan worden verleend. Ze kan dan, zoo noodig,
ook worden ingetrokken. g