168 lost zijnde, daarvan aan den commandant der hoofdwacht rapporteer de, met verdere verklaring-, dat hij in beklaagde met zekerheid den persoon van den kanonnier B. herkende, die, hoewel dronken, echter hem getuige, als schildwacht fungeerende, niet gedreigd, noch geweld dadig aangerand heeft, doch veeleer zijn sabel stoeiender wijze had vastgehouden, zooals dronken Europeanen zulks plegen te doen Overwegende, dat de onder eede gehoorde getuige, de sergeant P. heeft verklaard, dat hij van den twintigsten, op den een en twintig sten November jl. commandant van de hoofdwacht was, toen de kanonnier S. op den twintigsten November jl. 's avonds van 9 tot 10 uur vóór de affuitloods op post had gestaan, die, na om kwart over tien afgelost te zijn, in de hoofdwacht kwam rapporteeren, dat een kanonnier om half tien uur hem, ,S„ op zijn post had aangerand, wiens naam hij, 5'., niet kon opgeven, doch die beklaagde bij confron tatie erkende als te zijn de kanonnier B.; Overwegende, dat de onder cede gehoorde getuigen P., De V., BK. en betrekkelijk waarvan beklaagde beschuldigd wordt, niets hebben verklaard, waaraan der justitie te dier zake eenigszins kan gelegen zijn; Overwegende, dat de beklaagde alles ontkent, wat hem bij klacht is ten laste gelegd: Overwegende, dat thans te onderzoeken valt, of het wettig en over tuigend bewijs in judicio is geleverd, dat beklaagde zich heeft schul- dig gemaakt aan het hem bij klacht ten laste gelegde feit; dat aangenomen, dat de op zich zelf staande getuigenis van den kanonnier S. als schildwacht, zonder een enkele aanwijzing bevestigd, als wettig bewijs in rechten zoude kunnen gelden, uit die getuigenis nochtans alléén gebleken is, dat beklaagde slechts de sabel van den kanonnier 8'., als schildwacht fungeerende, heeft vastgehouden, echter niet met de bedoeling, om hem eenig geweld aan te doen, doch zulks meer stoeiender wijze is geschied; dat art. 103 van het Crimineel Wetboek strafbaar stelt de hande ling van hem, die oen schildwacht op zijnen post gewelddadig aanrandt ot op eenigerhande wijze dadelijk mishandelt dat de handeling van beklaagde niet kan worden geacht het ka rakter te hebben van eene aanranding, veel minder van gewelddadigen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 181