177
Dat de Heer Perelaer zich niet herinnert „voor welke dier zes uit
stekende daden de voordracht voor de 3" klasse plaats had", gelooven
wij gaarne. Niemand zal zich dit herinneren; zelfs de Heer Vcui Baaien-
met. Of weet soms de Heer Perelaer oen juisten maatstaf aan te geven,
volgens welken de 3e klasse, de 4° klasse en de eervolle vermelding wor
den toegekend'? Wij niet; evenmin als velen met ons. Herinnert hij
zich niet den held van de expeditie in de Pasoemah, die, volgens de na
genoeg eenparige getuigenis van allen, die gezien hadden u-at hjj heeft
gedaan, van oordeel waren, dat hij stellig en zeker de 3e klasse van do
Militaire W illemsorde zou bekomen, maar die toch niet meer dan de
4e klasse verkreeg? Waarom? Wij weten het niet; maar wat we wèl
weten is: dat de ondervinding leerde, hoe alles afhangt van individueele
inzichten.
M ie herinnert zich niet hoe. toen na zekere expeditie we verzwijgen
den naam, doch constateeren slechts het feit de Koninklijke belooningen
„af kwamen, oen officier, die reeds in 1846 als sergeant-majoor op Balie
de Willemsorde verdiende, gedurende geruimen t.jjd zijn Kruis niet wilde
dragen, omdat hij vreesde te worden aangezien voor iemand, die voor
was gedecoreerd?
Zóó zal het gaan tot in der eeuwigheid, zonder Amen. Menig ver
dienstelijk soldaat zal gebukt gaan onder miskenningmenig gedecoreerde
daarentegen zal, zijn hand op 't hart leggende, moeten erkennen, dat
velen zijner kameraden, die zelfs geen Eervolle Vermelding bekwamen,
meer doden dan hij.
De Lezer vergeve ons deze kleine afwijkinghet onderwerp leidde er toe.
Laat ons nu komen tot een résumé over het couranten-artikel van
den oud-Majoor Perelaer. Het kan kort zjjn.
1°. zjjn wij van oordeel, dat do gep. Generaal V. 8. den gep. Majoor
I'. vrij wel heeft „gedood";
2°. dat deze laatste, gedachtig aan het „Een krijgsman wint genoeg,
„al. wint hij niets dan tijd een voorstel heeft gedaan, waarover ieder
deskundige de schouders optrekt
3°. dat de oud-Majoor, schrijvende over militaire toestanden, getoond
hoeft, niet meer voldoende op de hoogte te zijn van de voorschriften.
Intusschen zien wij mot belangstelling zijn antwoord aan den Generaal
V. S. tegemoet. Met hom hopen we, dat het onderzoek zij het dan
ook niet in het archief van don Generalen Stafspoedig zal worden
ingesteld.
S., Juni 1882. L_
12