295
dere van den ranggenoot; het tweede geeft aan, dat, ingeval van gelijken
rang, hij, die de meeste dienstjaren teltis de meerdere van den anderen
militair.
Twijfel kan alzoo ten deze rijzen; iets, wat o. i. bij reglementen, zoo
veel mogelijk, moet worden vermeden. Die twijfel is dan ook reeds oor
zaak geweest, dat van twee militairen van gelijken graad, die te zamen
onaangenaamheden hadden gehad over eene dienstzaak, van welke mili
tairen de een minder dienstjaren telde, doch ouder in graad was dan de ander,
ten onrechte degeen, die de meeste dienstjaren telde, als de meerdere van don
anderen is beschouwd. Hij die bijv. 10 jaren in dienst en daarvan 7
jaren sergeant is, staat als meerdere boven hem, die 20 jaren dienst telt,
doch slechts 5 jaren den sergeantsgraad bekleedt.
Deze m. i. eenig juiste opvatting, op de eene of andere wijze, aan het
Leger bekend te maken, komt mij, om dezelfde redenen als door Mali
Fanari zijn vermeld (bladz. 132 van de Augustus-afleveringj, wel niet
noodzakelijk, maar toch wenschelijk voor. Een Noot bij artikel 3 van het
in bewerking zijnde Regl. I. D. zou üaartoe reeds voldoende zijn. Te
vens zou eene aanteekening kunnen worden gesteld omtrent den bij art.
2 R. v. K. bedoelden eerbied buiten den dienstalsmede omtrent het door
Mati Fanari besproken wanbegrip aangaande openbaar. Gevallen, als
door hem bijgewoond en stellig ook door de ondervinding van sommi
ge Lezers bevestigd, zouden zich dan niet meer voordoen; niemand zou
ooit vergeten, dat, al moge de meerdere ook, in sociëteit, cantine of el
ders, tot hem afdalen, die meerdere steeds en onder alle omstandigheden
geplaatst blijft boven hem, die, overeenkomstig de hier besproken be
grippen van militaire hiërarchie, zijn mindere in rang is.
Alhoewel ik, over het algemeen genomen, niet zoo dweep met de uit-
logging, welke sommige advocaten geven aan, naar hunne mcening, be
twistbare militaire grondstellingen of voorschriften, doch me liever houd
aan 't geen mijn soldatenverstand me zegt, zoo wil ik toch ten slotte
hier overnemen, hetgeen Mr. Fols, in zijn meer en meer bij ons Leger
in gebruik genomen uitmuntend werk, aanteekent over het bedoelde
beginsel.
Op bladz. 392 en 393 (tweede uitgave) van zijne toelichtingen op het
Crimineel Wetboek komt n. 1. voor:
„Voorts kan de vraag ontstaan, wie als de oudste in dienstjaren moet
„worden beschouwd? die het langst in militairen dienst of in betrekking
„tot de armee is geweest, of die het langst in den rafig, dien hij bekleedt,
„heeft gediend i Aan twee korporaals kan bijv. de een sints langeren