- 303
door de sedert opgedane ondervinding, het Opperbestuur hadden verplicht,
tot eenen voor de burgerlijke ambtenaren stellig hoogst onaangenamen,
maar-zooals blijkt zeer noodzakelijken maatregel. De tijd, met bui-
tenlandsch verlof doorgebracht, telt n. 1. niet meer mede voor diensttijd
bij de berekening van het pensioen. Zij, die werkelijk ziek zijn, zijn
dus de slachtoffers geworden van de praktijken van hen, die eigenlijk nog
wel in Indië hadden kunnen blijven, om dienst te doen. De ontevreden
heid over dezen maatregel is nagenoeg algemeen. Zeer verklaarbaar.
Maar ik vraagAan wien de schuld Laten de ambtenaren even een
parig verzoeken, om óók voor de militaire geneeskundige commissiën te
mogen verschijnen en ik ben zeker, dat het Opperbestuur daarin zal be
willigen en, in verband daarmede, de onbillijkheid zal opheffen, welke
thans in vergelijking met de militaire Landsdienaren bij de berekening
van het aantal dienstjaren, in het burgerlijk pensioensreglement bestaat.
Dit alzoo was een van de lang overdachte maatregelen.
De tweede en hier kom ik tot het verschil van meening met den
„gehuwden officier" de tweede is, naar mijne opinie althans: het
verleenen van vrijen overtocht naar Nederlandsch-Indië aan de echtgenoo-
ten van ambtenaren en officieren, als bj het Koninklijk besluit van 19
Februari jl. bedoeld..
Een voornaam motief, om naar Europa te gaan, is dientengevolge ver
vallen. Het Gouvernement wint veel door den schijnbaar liberalen maat
regel; het behoudt de passagekosten heen en terug van don „betrok
ken" Landsdienaar; het blijft beschikken over zijne diensten; het nood
zaakt hem te meer, om het eenig juiste beginsel in practijk te brengen;
n. 1.: dat men is in 's Lands dienst, om: te dienen.
Dixi.
Naschrift. (1)
In mijne Beschouwingen over een: „praatje over straffen" e. z. v., I.
M. T. 1882, N° 7, heb ik de woorden „Miles Vetus" vertolkt door „Dui
zend Deugden."
Dit is onjuist.
Miles Vetus, wordt mij door Latinisten opgemerkt, beteekent: Oud soldaat.
Ik haast mij dit zélf te erkennen, ter voorkoming, dat eene onjuiste
vertolking, die van geheel ondergeschikt belang is, de strekking en de
waarde van mijne Beschouwingen zelve zoude doen voorbij zien.
Het is mij toch reeds gebleken, dat sommige lezers wèl zeggenGe
(I) Zie bladz. 3 en 4 van den omslag van IS"0 8. Red.