NALEZING OP MA TI PANARI'S ARTIKEL: „HET REGLE
MENT OP HEN INWENDIGEN DIENST DER IN
FANTERIE YAN IIET NEDERLANDSCH-
INDISCHE LEGER."
Met de meeste ingenomenheid lazen we bovengenoemd opstel. In
de eerste plaats roepen wij Mati Panari een bravotoe, dat hij op
blz. 135 eene lans breekt, om de compagniescommandanten te ontslaan
van de administratieve boeien, en op blz. 149 eene poging aan
wendt, om het zwaard van Damoclesdat eeuwig, onder den naam
van: „opgelegde vergoeding," boven hunne hoofden zweeft, te doen
verdwijnen
Hoe dikwerf hebben we niet, bij absentie van den door ons ver
trouwden sergeant-majoor, den voor hem dienstdoenden ondeioffi-
cierwien we niet dat vertrouwen konden schenken, doch wien we
dit ook niet konden laten bemerken, met een beklemd hart
eene nog al belangrijke som ter wisseling gegeven, voor het uit
betalen der soldij. Want we waren er zeker van, dat, wanneer de
„booze," of liever de „drankduivel," in hem voer, en het geld
zoek raakte, ons zonder genade de vergoeding zou worden opgelegd.
En steeds was 't ons, in dergelijke gevallen, eene ware verlichting,
wanneer we, op het uur van het uitbetalen der soldij in de kazerne
komende, de tafel vóór het bureau bedekt zagen met hoopjes klein geld.
Meermalen hebben we op middelen gepeinsd, hoe we ons voor
dergelijke „koopjes" zouden kunnen vrijwaren, doch vruchteloos!
Wel hoorden ook wij meermalen beweren, dat dan maar een officiël
er op uit moest gaan, om te wisselen, doch even als M. P. vragen
we, „is dit ernst of kortswijl?" Daargelaten nog het geval, dat
ook M. P. aanhaalt, en dat zich ook kan voordoen, dat namelijk den
dag van het uitbetalen toevallig geen der officieren van de COm-
Cf) Indisch Militair Tijdschrift, 1882, No. 8; bladz. 131 en vlg.