"V IR, I
INDRUKKEN VAN EEN „BAAR."
Al alum Tiko, 3 September 1882.
Mijnheer de Redacteur,
Ik heb nu m n eerste pikol rijst en 141 kippen verorberd en geloof
daarom, dat ik thans ook recht heb, om mee te spreken over Indische
toestanden. Wilt U bijv. weten, hoe ik over de invoering van het
civiel bestuur in Atjeli denk?
Doch neen, ik wil vooralsnog van mijn recht liever geen gebruik maken,
doch gaarne wilde ik de indrukken, door mij ontvangen, toen ik, nog
zoolang niet geleden, voor het eerst Insulinde betrad, trachten weer te geven.
Die indrukken hebben slechts de verdienste van „versch" te zijn. Ik
schreef ze, op mijn gezellig buitenpostje ter Westkust van Sumatra, ter
nedergedurende enkele dagen, dat de hevige regens mij gedwongen
huisarrest gaven, en de wolken om zoo te zeggen door m'n huis dreven.
Mocht men dus mijn opstel wat waterachtig vinden, dan zal 't natuurlijk
wel aan die wolken liggen.
Hoe het zij, evenals Vondel „zegghe ick rondt wat mij het hert ge-
tuight, en, is mijn opstel ook grootendeels bestemd, om door de kameraden
in Holland gelezen te worden en met Kapitein Van Vlijmen hoop ik,
dat de kring van lezers van dit tijdschrift, waarop ik mij dadelijk bij
aankomst geabonneerd hebzich daar ginder steeds meer en meer moge
uitbreiden ook mijne tegenwoordige krijgsmakkers zullen zich misschien,
het lezende, weer eens terug kunnen plaatsen in den tijd toen zij zelve
nog „baar waren; voor velen: „Souvenirs du jeune age, qui sont
graves dans leur coeur.
Mocht U dus vinden, dat aan mijn opstel, bijv. onder de rubriek
„Varia", een plaatsje kan ingeruimd worden in ons tijdschrift, dan zou
zulks zeer aangenaam zijn
Uwen dienstwilligen dienaar,
J. B. Lerac,
2e Luit. der Infie