391
Bijkomende inkomsten van minder
dan zestien honderd gulden.
Bijkomende inkomsten gelijk aan of
grooter dan zestien honderd gulden.
pensioen mag aannemen, om, zoolang men die waarneemt, eene vermeer
dering van inkomsten te kunnen genieten.
Hiermede zal voor S. en andere gepensionneerden, die toelichting moch
ten noodig achten, art. 1" van het nieuwe pensioensreglement duidelijk ge
noeg gemaakt zijn,
Nu echter nog een enkel woord over-den aanval van S. tegen art. 0
van dat reglement.
adat bij het eerste gedeelte van dat artikel is vermeld alles, wat niet
in rekening wordt gebracht, bij de regeling van het pensioen, en wijders
is aangegeven wat voor de helft wordt berekend, wordt gezegd:
„Tenzij de slotalinea van art. 5 (1) aanleiding geve tot dubbele berekening,
wordt enkeld. i. jaar voor jaar, in rekening gebragt:
enz.
Commentaar is hier geheel overbodig; men zie slechts bladz. 390.
Bijkomende
inkomst
of belooning.
Bedrag van het
pensioen of
gagement.
Te doene kor
tingen op het
pensioen of ga
gement.
Bijkomende
inkomst
of belooning.
Bedrag van het
pensioen of
gagement.
Te doene kor
tingen op het
pensioen of ga
gement.
500 tot 1599.99s
1200
500
1600 tot enz.
1200
600
800 tot 1599.99
1599.99=
799.99
1600 tot enz.
1599.99
799.99=
800 tot 1599.99=
1600
800
1600 tot enz.
1600
800
500 tot 1599.99
600
150
1600 tot enz.
2000
1000
500 tot 1599.99
1000
350
1600 tot enz.
3200
1600
500 tot 1599.99
1200
500
1600 tot enz.
4000
2000
300
200
niets
1600 tot enz.
300
150
200
400
100
1600 tot enz.
400
200
360
200
50
1600 tot enz.
600
300
330
200
30
1600 tot enz.
1200
600
„5. I)E TIJD IN KRIJGSGEVANGENSCHAP DOORGEBRAGT."
(1) De slotalinea van art. 5 luidt: „Diensten, elders dan in Nederlandsch-Indië
volbragt, worden toegerekend in dezelfde verhouding, waarin dit zou plaats hebben,
indien zij op zich zeiven moesten strekken tot regeling van pensioen,"