533
Zoo had hij hem in October 1878 moeten doen opmerken, dat het door hem
opgevat voornemen om het landschap Modjopahit voorloopig te sluiten voor
den in- en uitvoer, niet overeenkwam met de hem gegeven instructien
Uwe Commissie kan natuurlijk niet onderzoeken of dit niet uitgevoer
de voornemen niet getuigt van een goed inzigt van adressant in de zaak
die hij te verdedigen had. Meermalen is het, blijkens officiële door den
adressant medegedeelde gegevens, voorgekomen dat de generaal, wanneer
tot bespreking geen tijd was, handelde in strijd met orders van den
Gouverneur-Generaal, en toch deswege later door den Gouverneur-Gene
raal zelvcn geprezen werd.
vLater moest 's gouverneurs aandacht gevestigd ivorden op de bezwaren,
verbonden aan het door hem aangeprezen stelsel, om onze heerschappij te
verzekeren door het stichten van tweedragt lusschen de inlandsche hoofden,
en werd hem ter zake opgemerktclat zoodanige gedragslijn op den duur
zich zelve zoude straffen, en buitendien eene eerlijke regering onwaardig was."
Over deze wijze van handelen kan verschillend gedacht worden. Hier
in eene bepaalde reden van ongeschiktheid te zien schijnt aan gegronde
bedenking onderhevig. Althans voor hem die weet dat die wijze van
handelen tusschen beschaafde natiën, en onder leiding van bekwame
diplomaten niet geheel ongebruikelijk is. Ook dient volledigheidshalve
hierbij te worden vermeld dat door des adressants tusschenkomst op min
nelijke wijze de sedert jaren tusschen Pedir en Gighen hangende geschil
len geëindigd zijn en dat de Gouverneur-Generaal deswegens op 31 Ja-
nuarij 1881 onder anderen schreef: „Uwe Excellentie heeft teregt in
gezien dat in dit geval de tusschenkomst van het Europeescli bestuur
wensehelijk was, en dat hier niet het beginsel gold om zoo weinig mo
gelijk bemoeijenis uit te oefenen met de inwendige aangelegenheden en
de onderlinge twisten en geschillen der onderhoorigheden.
„De in dat opzigt voorgeschreven onthouding toch had alleen betrekking
op gevallen, waarin van onze gewelddadige tusschenkomst of bemoeijenis,
in strijd met het verlangen der betrokken hoofden, sprake zou kunnen
zijn. Bemoeijenissen daarentegen, welke ten doel hebben door vreedzame
aanrakingen of door verstandige raadgevingen onzen invloed te vermeer
deren, en in de eerste plaats dezulke, welke, zoo als in hot onderhavige
geval, strekken moeten om oncenigheden tusschen de verschillende staatjes
te voorkomen of te beëindigen, behooren ongetwijfeld tot den werkkring
der besturende ambtenaren in de Atjehsche onderhoorigheden.
„Zonder eenige restrictie kan ik dan ook mijne goedkeuring hechten
aan de verrigtingen van het bestuur, welke geleid hebben tot de ten
35