80
Er wordt toch, behalve in Duitschland en langzamerhand in Frankrij
schier overal elders nog zoo weinig getracht om het moreel van d<
soldaat in zijne eigene en anderer oogen te verheffen, dat elke pogir
daartoe de grootste toejuiching verdient.
Het is dus een gelukkig denkbeeld van den B>>. Van. Voorst gewees
om den Neclerlandschen soldaat en allen, die in hem belangstellen,
althans moesten stellen, omstandig bekend te maken met de zedelij
plichten" van hen, aan wie de handhaving der rechten van onzen g
boortegrond is toevertrouwd.
Of wij nu met de „omschrijving" van die plichten instemmen? Ov
het algemeen: ja! Dat sluit echter niet uit, dat wijmisschien te veel u
een Indisch oogpunt beschouwd de definitiün, voorkomende op hl
12 18, wel wat hoogdravend vinden, terwijl uit den aard der zaa
Hoofdstuk II, 1, handelende over het Vaderland en Vaderlandslief cl
voor minstens 6/6 der Indische soldaten totaal onverteerbare kost is.
Als verder het juist ware, dat: „voor den militair de Moed bestaat o
„niet alleen den dood op het oogenblik van het gevaar, onder do oog(
„te zien, maar eveneenswij cursiveeren „om de vermoeiende marscln
„en oefeningen, honger, dorst, gemis aan slaap, het gure jaargetijde,
„één woord al de harde beproevingen van het militaire leven te verduren'
dan zoude aan honderden, ja misschien reeds aan duizenden van In
Indische Leger ten onrechte het Kruis voor betoonden Moed onthouden zijl
Yeel liever sluiten wij ons dan ook aan bij de qualificatie, bondi
daaromtrent gegeven door den Heer Van Ilaeftendie, op blz. 3 vs
zijn Pligten en Regten van den Indischen militair", zegt, dat:
„Moed de wilskracht is om, met terzijdestelling van eigenbelang
„zucht tot zelfbehoud, een moeijelijken, ja soms levensgevaarlijken pli:
„onverdroten te volvoeren".
Trouwens in laatstgenoemd boek vinden wij, voornamelijk op i
bladzijden 1—3, 8, 10—12, 48, 114, 116, 118, 119, 126, 127, 138 e
153,oordeelkundig ontdaan van wijsgeerige bespiegelingen omtrent v:
derlandsliefde, gehechtheid aan geboortegrond, Koning en Oranje en:
in substantie terug, wat de zedelijke plichten zijn van elk militair.
Het werkje van Bn. Van Voorst zal daarom op onze korpsscholen gee
beter, waarschijnlijk veel minder effect sorteeren dan dat van den Het
Van Haeften.
Dit neemt echter niet weg, dat ook wij 's Heeren Van Voorst
pennevrucht in veler handen wenschen te zien. De boekerijen onzt
cantines zijn veelal zoo schaars voorzien van deugdelijke en opwekkent