En ofschoon het boek uitsluitend voor het Xederlandsche Leger en Xederlandsche toestanden geschreven werd, streeft het bij uitstek naar verbreiding van goede begrippen omtrent krijgstucht, subordinatie en militaire vormen; naar aanwakkering en verhooging van militairen geest aankweeking van liefde voor den krijgsmansstand. Daarom kan het werkje ook in de Indische militaire bibliotheken en in de boekerijen onzer cantines eene eereplaats bezetten. Zij, die het wel meenen met den minderen militair, zullen hem een dienst bewijzen door de verspreiding van het boekske te bevorderen. Een vraag nog aan den ons onbekenden „Kameraad," die blijkbaar een geestverwant is van den Luitenant-adjudant Van Voorst en van den Stoeren Noor." Waarom heeft hij, met zijne welversnedene pen, zich achter de anony- miteit verscholen? Dat heeft het kleed, waarin hij zijne denkbeelden stale, niet verfraaid. We gelooven het niet, dat onze „kameraad" nog maar korporaal is en dat wel een jeugdige. Integendeel, zijne penne- vrucht schetst hem als een deugdelijk, ervaren officier van middelbaren leeftijd. Door zijn pseudoniem nu, komt bij herhaaldelijk in strijd met zijn voorgewenden ouderdom, en wordt dan vaak een betweterig korpo- raaltje, dat reeds in zijn prille jeugd een scepticus met te veel ervaring is en dat, te vroeg, over alles en nog wat meepraat. Maar, wie in den vorm van eigen geschriften ooit zonder zonden is, werpe den eersten steen op dien, welken de verdienstelijke schrijver koos. Wij voor ons zullen er ons wèl voor wachten. A. De zaak van den Luitenant Kleij en 50 ander e officieren van het Kederlandsch- Indische Leger, door, en in de Pers" be sproken door Th. Kleijle Luitenant-Kwar tiermeester bij genoemd leger, 's Graven- hage, Koninklijke Nederlandsche Boek- en Kunsthandel van M. M. Couvée. 1882. „Alweer die Kleij-zaakzal menig Lezer van dit Tijdschrift uitroe pen na het begin van het opschrift dezer Boekbeschouwing te hebben gelezen. „Neennu wordt het vervelendIk heb er al genoeg over „gehoord en ben thans volkomen op de hoogte." Zij, die zoo spreken., hebben niet bedacht, dat het hier geldt, niet alleen de belangen van een onzer wapenbroedersmaar ook die van het geheele officierskorps; van de officieren van alle wapens en diensten van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 95