- 116
koste van de reputatie van den generaal. Doch dit neemt niet weg, dat
de Minister willens en wetens gehandeld en van dit middel gebruik ge
maakt heeft. Twijfel daaraan is onmogelijk, als men let op het plegtig
exordium van 's Ministers rede op 18 November, eene wel voorbereide
rede, waarvoor de bouwstoifen uit het departementaal archief waren
medegebragt.
Immers, de Minister zeide: „wanneer een krijgsman waarop de geheele
natie met eere wijst, niet in allen deele gehandeld heeft zoo als het
behoorde, moet men dan daarom op dien persoon een blaam werpen
Moet men daarom wereldkundig gaan maken hetgeen op hem te zeggen
valt Ik ben er geen vriend van reputatien aan te tasten."
De Minister had zich dus wel rekenschap gegeven van hetgeen hij
ondernam, en wist wel wat hij deed, toen hij er bijvoegde: „thans is de
toestand veranderd, nu kan ik niet langer zwijgen". Nu zou hij dus wèl
een blaam werpen, wèl reputatien aantasten. En hij hield woordHij
deed het in de eerste plaats door geheel onnoodig mede te deelen, dat
de procureur-generaal eene strafvervolging wilde instellen tegen Cenin
en van der Ileydenhij deed het, door de bewering dat generaal van der
Heyderi, als getuige geroepen, ligt op de bank der beschuldigden zou
zijn teregtgekomenhij deed het door al de gruwelen van het berri-ber-
W-hok te stellen op rekening' van den generaal van der Heyden, ofschoon
die kwamen voor rekening van de Hoogere Regering te Buitenzorg; hij
deed het door aan het slot zijner rede te verklaren dat het rapport van
den procureur-generaal indirect den generaal raakte; hij deed het door
te spreken van de tekortkomingen van den generaal, èn eindelijk door
de geheele voorlezing van dat partijdige rapport, zonder protest en zon
der gelijktijdige vermelding van de gunstige rapporten waartegen het
rapport van den procureur-generaal was gerigt. En dit alles heeft hij
niet goed gemaakt door aan het slot van zijne rede er bij te voegen:
„de quaestie van nalatigheid is aan te nemen, maar het spreekt van zelf,
dat er geen quaestie kan zijn van medepligtigheid".
Dat tooli was een protestatio wel niet actuï contraria, maar contraria
aan 's Ministers pas uitgesproken stelling, dat de generaal kon komen op
de bank der beschuldigdenwant in strafzaken als deze komt men niet
wegens nalatigheid, wel wegens medepligtigheid op die bank teregt.
De partijdigheid van het rapport des procureurs-generaal is onbetwist
baar en ook niet meer betwist; de minderheid Uwer Commissie zegt zelve
daaromtrent op bladzijde 32: „dat de procureur-generaal zich bij de be
oordeeling van den beheerder Kauffmann op een eenzijdig standpunt heeft