131 De hoofdgedachten bij de vaststelling van art. 42 R. R. waren dus overeenstemming met artikel 58 der Grondwet, en vrijwaring tegen wil lekeur. Zou die vrijwaring verkregen worden, indien de 2C alinea van art. 42 R. R. de bevoegdheid gaf te benoemen tot eiken rang; indien do G. G. het onbeperkte recht had A. te benoemen tot majoor, B. tot lel1 luitenant? Of zijn het alleen niet-offieiercn, die hij onbeperkt tot eiken rang benoemen kan? Dat zou nog minder waarborg zijn voor hen, die den officiersrang bezitten en aan bepaalde eischen moeten vol doen, om hoogere rangen te verkrijgen! Het bepaalde in de 3° alinea van art. 42 zou bovendien voor de dienen de officieren niet de minste waarde hebben, omdat de daarin bedoelde waarborgen eenvoudig zouden kunnen worden ontdoken, door elk officier naar verkiezing uit den dienst te ontslaan en tegelijk of na korter of langer tijdsverloop tot den gewenschten hoogeren rang te benoemen. Zoodanige bevoegdheid toe te kennen zou niet strooken met de bedoeling van den wetgever en eer strekken tot bevordering, dan ter voorkoming van willekeur. Ter uitvoering van artikel 58 der Grondwet werd uitgevaardigd de Wet van 28 Augustus 1851, regelende de bevordering derofficieren bij het Nederlandsche Leger. Artikel 5 dier wet luidt „Bij de bevordering van 2en luitenant tot lste" en van dezen tot kapitein „wordt vijf zesde der openvallende plaatsen vervuld door zoodanige off icieren, die de oudsten in rang zjjn en die, bij een onberispelijk gedrag, enz. „Het overige één zesde kan door ons worden aangevuld bij keuze uit „zoodanige officierendie boven anderen uitmunten, enz." In Nederland dus worden alle openvallende plaatsen in de rangen, hooger dan die van 2en luitenant, (bij het wapen of den dienst, waarbij die rang bestaat) vervuld door bevordering van officieren; benoeming tot die rangen kan daar niet plaats hebben. Zooals boven aangehaald, wenschte de Tweede Kamer artikel 42 van het R. R. in overeenstemming te brengen met artikel 58 der Grondwet, waarom dan ook de nieuwe redactie werd voorgesteld en aangenomende bedoeling van beide artikelen moet dus gelijk zijn, waaruit volgt, dat die isook in Indië alle openvallende plaatsen in de rangen, hooger dan dien van 2en luitenant, door bevordering aan te vullen. Dat de Indische Regeering de bevoegdheid tot benoeming niet zoo on beperkt opvat, als N. N. wel zou wenschen, blijkt uit de besluiten, waarbij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 142