II. Met een kluitje in ,t riet gejaagd? NAAR AANLEIDING VAN: „HET VOTUM DER TWEEDE KAMER IN ZAKE KLEIJ C. S., GETOETST AAN DE WET." X. Overplaatsingen te beschouwen als benoemingen. Geachte Redacteur, Het artikel -van N. N., in de December-aflevering van dit tijdschrift, heeft geheel mijn gevoelen teruggegeven. Het wordt echter tijd, om de bepalingen te wijzigen, ten einde te voorkomen, dat de macht van Koning en Gouverneur-Generaal tot willekeur leide. Uit N. N.'s opstel is me nu evenwel ook gebleken, dat eigenlijk alle Overplaatsingen van het Nederlandsche bij het Indische Leger onwettig zijn, en dat het eenige middel, om ze als wettig te beschouwen, is: aan te nemen, dat het benoemingen zijn geweest. Het gaat toch niet aan, om alle betrekkelijke besluiten in te trekken, want waar zou het dan met ons Leger heen moeten. Bovendien: men mag de overgeplaatsten niet doen boeten voor de in Nederland bewerk stelligde wetsovertreding. Intussclien is het niet onaardig, dat thans achteraf blijkt, dat zij, die geschreeuwd hebben over wetschennis, zelf met verkrachting der wet bij het Indische Leger kwamen. Of het ham roepen nu even hard of in 't geheel wel door de kam pioenen zal plaats hebben, meen ik te mogen betwijfelen.' Immers blijkt het thans, dat zij voor zich zeiven een kuil hebben gegraven. Verplicht mij deze regelen in uw Januari-nummer op te nemen en mij als altijd te gelooven Uw zeer dw. O. O. De niet meer zoo heel jeugdige Lezer zal zich wellicht het gebeurde in 1870 herinneren, toen verscheidene Controleurs bij het Binnenlandsch Bestuur zich bij adres tot het Gouvernement hadden gewend, om ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 146