DE STAAT VAN OORLOG EN BELEG IN INDIË. (Vervolg en slotzie afl. No. 1.) /A Gaan wij ten slotte na, welke bepalingen, tot het zuiver adminis tratief recht behoorende, voor ons onderwerp nog eenige aandacht verdienen. I. De verhouding tusschen het militair en civiel gezag. Over deze verhouding werd reeds in een afzonderlijk opstel in dit tijdschrift gesproken (1). Wij verwijzen daarnaar. Zij is over verschillende instructiën verspreid, waarvan sommige wel, andere niet in het In disch Staatsblad gepubliceerd werden. Dat de Indische regeering in vroegere jaren geheel beginselloos met dat al of niet publiceeren in het „Staatsblad" te werk ging, bewijst het uit twee deelen bestaande ïepertorium van Tollensvan 18081856, de eigenlijke voorlooper van het Indisch „Bijblad." Wij hebben dat bij onze studie van dit onderwerp ondervonden. IVIen vindt van de hier bedoelde verhoudin°- tusschen de civiele en militaire autoriteiten iets in art. 68 R. R., iets in Staatsblad No. 1 van 1817, de Instructiën voor de hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera en in de Buitenbezit tingen (I. S. 1859, No. 102; 1861, No. 44; 1867, No. 114; 1876, No. 57), de Instructiën voor de Commandanten der militaire afdee- 10 O (1) „De ambtelijke verhouding tusschen het civiel en militair gezag in Ned.-Indië" jaargang 1881. Men raadplege hierbij twee andere opstellen in dezen zelfden jaargang: „De vereeniging van het burgerlijk en militair gezag in Indië" en „De Commandant van het Indische Leg*er."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 148