De Cholera Morbus is sedert de vroegste eeuwen opgemerkt.
HippocratesCelsiusAreteus van Kappadocie, Coeulius-Aurelianus en
andere oude schrijvers spreken daarvan. Zij hebben haar echter als een
gewone, slechts in afzonderlijke gevallen voorkomende ziekte gekend.
Lazarus Riviere van de Geneeskundige School te Montpellier, nam
in de 17lle eeuw een dusdanige ziekte in Frankrijk waar. Ha hem
beschreef Sydenham twee epidemiën, die in 1669 en 1676 hadden
gewoed. Hij gaf daaraan den naam van „wettige en waarachtige
Cholera", die jaarlijks, tegen het einde van den zomer, of in het
begin van den herfst, even regelmatig als de zwaluwen in de lente
en de koekoek in den zomer, terugkwam. Zij moest, beweerde hij,
van de vroeger beschrevene, die in alle jaargetijden, vooral na on
matig gebruik van spijs of drank voorkwamen, onderscheiden worden.
De Heer Mailloux zegt:
Er is een groot verschil tusscken de Epidemische Cholera in Europa
en de Aziatische Epidemische Cholera. De eerste kenmerkt zich altijd
door galachtigen buikloop en brakingen, die, zooals HippocratesAreteus
en andere oude en hedendaagsche schrijvers mededeelen, aan een op zich
zelf bedorven vocht, en vooral aan de aanwezigheid eener scherpe koper-
roestkleurige gal moet worden toegeschreven.
Bij de Indische Cholera merkt men daarentegen de afwezigheid der gal
op; de door braking en stoelgang voortgebragte stoffen gelijken op een
afkooksel van rijst; zij zijn waterachtig; hebben eene witte kleur; en
laten eiwit bevattende vlokken afscheiden. Daarenboven onderscheidt
zich deze Cholera van eerstgenoemde, door de snelheid en de hevigheid
liarer aanvallen.
Wij zeggen dus, dat de Cholera Morbus sedert eeuwen bekend
isdat zij overal, vooral in heete landen, werd waargenomenen zich
onder verschillende gedaanten heeft vertoond. Alle geleerden zijn
het daarover eens. De Heer Mailloux geeft die gedaanten op, als
volgt
1°. Onder eene niet besmettelijke gedaante (forme sporadique), die
slechts een persoon of eenige personen afzonderlijk, voornamelijk na
buitensporige maaltijden, aangrijpt; en overal, onverschillig in welk
jaargetijde, voorkomt;
2°. Onder de gedaante eener weinig uitgebreide, binnen zekere grenzen
zich bepalende epidemie; die in verband staat met een slechten
algemeenen gezondheidstoestand, zooals deze dikwerf op het einde