193 soms vier binnciivellen hebbende strafregisters de schroomlijkste gevolgen kan hebben en dat daaruit zelfs de ongeschiktheid voor een hoogeren rang kan blijken. Ook zouden wij nog in artikel 23, 2e alinea, wenschen te zien opgenomen een vasten termijnbijv. dat deze toestand van ontstentenis zonder bepaalde noodzakelijkheid niet langer dan veertien dagen mag duren. Omtrent de in Hoofdstuk 4 geuite denkbeelden wenschen wij het volgende in het midden te brengen. Yolgens onze meening n. 1. is de afscheiding van Europeesch en Inlandsch element, met het oog op eventueele soldaten-oproeren, enz., enz., een gebiedende noodzake lijkheid. Ook zal eene legering in kleine kamers, escouades- of hoogstens secties-gewijs, (met een afgeschoten gedeelte voor de Inl. onderoffi cieren of de Europ. korporaals), zooals dit tegenwoordig bij de Europeesche legers geschiedt, waarschijnlijk boven alle andere indee lingen de voorkeur verdienen, daar eenc dergelijke regeling niet slechts de controle vergemakkelijkt, maar ook veel bijdraagt tot bevordering- der huislijkheid en kameraadschap en de intieme kennis van het kader met hunne onderhebbende manschappen, die nu vaak niet weten te zeggen, bij welken korporaal of sergeant zij behooren. Artikel 33 van dit hoofdstuk handelt over de zoogenaaamde kast- en wapenkaartjes. Zeer verkieslijk voor de uniformiteit en do platte beurzen van het kader zoude het zijn, zoo daartoe van wege den lande de benoodigde exemplaren, op stevig papier gedrukt, werden verstrekt. De 2e alinea van artikel 43, volgens welke de Luitenant der week de gelieele administratie zoude moeten nazien, veroordeelt zich zelf door hare onmogelijkheid, te meer daar zij in strijd is met de Instructie op het voeren van administratie bij de compagnieën. Yan eene rationeele beantwoording der door Mati paxari geuite vragen, omtrent sommige zonderlinge in Hoofdstuk 5 voorkomende bepalingen, moeten wij afzien. Ook is liet onze mecning, dat, wat betreft het kader der week in het algemeen, van uitgaan, behalve voor dienstgeen sprake mag zijn. De laatste in dit Hoofdstuk voorkomende bepaling laadt allen schijn op zich een uitvloeisel van het zoogenaamde deksysteemte zijn, met bestemming haar in toe passing te brengen bij eventueele gebeurtenissen. Zeker is het, dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 204