196 waarbij geen nominatief appel plaats heefttijd gewonnen wordt voor de indeeling van het kader, enz., enz. Bij artikel 80 zouden wij gaarne in de 2e alinea zien opgenomen, „dat de Sergeant der week zich eenigen tijdbijv. vijf minuten, vóór liet avondappel in de chambrêe zal ophouden, om zich te overtuigen van de zindelijkheid en de orde op de kamers en dat de manschap pen bij de visitatie nimmer ongekleed voor hun nachtleger mogen staan en niemand voor het innemen van het rapport de chambrêe mag verlaten. Het verplichte surveilleeren van het kader tot aan het signaal „licht uit", zoude verder zeer wenschelijk zijn. Bij de 3° alinea van artikel 84 behoort duidelijkheidshalve als nog te worden vermeldHierop begint de dienst der corridor wachten." Het artikel 85 over de contra-appels is niet zeer helder. Zooals het daar staat, volgt er uit, dat evenals in Nederland, de adjudant onderofficier het contra-appel houdt, hetgeen echter in de practijk niet zoo is {waarom?). In ieder geval dient, wien men ook met de opperste leiding belasten wil, een dergelijke visitatie altijd plaats te hebben door het kader van de week, onder toezicht van de sergeant majoors. Ook artikel 93, handelende over don tijd, geschonken aan gestrafte militairen tot het onderhoud van kleeding en wapening, is zeer onbe paald. Wij gelooven, dat ook hier het vaststellen van een termijn tot verkrijging van uniformiteit hoog noodig is. Het een half uur vóór den dienst ontslaan en het één uur na den dienst in arrest bren gen der arrestanten, dunkt ons, in deze het beste, en kan men als dan ook met recht van den man vergen, dat hij behoorlijk onder de wapenen komt. In artikel 94 hebben wij te vergeefs gezocht naar den officier, die, in navolging van de te velde soms bestaande noodzakelijkheid, tegen woordig in de meeste garnizoenen bij het corveeën behoort te zijn. Ook achten wij het bepaaldelijk een geluk, dat artikel 3 van het Beglement van krijgstucht, de wijze voorschrijvende, waarop men alle en dus ook dergelijke diensten behoort te volbrengen, niet tevens spreekt van een vroolijk gezicht daarbij te zetten, daar dit stellig een grimasse zoude worden. Zeker is het, dat al dergelijke baantjes zooals plaatscorvée, enz. vallen binnen het bereik van den adjudant-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 207