198 niet ter hand stellen, dat men het bedrag dan op hun spaarboekje storte. Bij de 8e alinea van artikel 97 omtrent de orders van blijvenden aard zoude bij het woord spaarzaam het predicaat uiterstsoms niet overbodig zijn. Hetgeen schrijver in zijne beschouwingen omtrent Hoofdstuk 8 over de milde bepalingen in de menages zegt, is volgens onze meening zeer ad rem; van andermans leer is goed riempjes snijden. Echter is het beter, dat deze bepalingen blijven bestaan, omdat zij soms door de noodzakelijkheid geboden worden en de Inlander alleen in hoogen nood daarvan gebruik maakt. Ook zal er in deze tijden van be zuiniging op het personeel (1) al heel weinig kans bestaan voor een lots\ ei betering van onze soldaten, en zal een surplus voor onze scherpschutters, zooals bij hunne Nederlandsche kameraden, of een gelijke bezoldiging voor de sergeant-majoors van beide legers, enz., enz. voorloopig tot de vrome wenschen blijven behooren. De vereenvoudiging, die met de door schrijver voorgestelde menage rekening zoude worden verkregen, blijkt te duidelijk, dan dat wij daar nog over behoeven uit te wijden. Echter kunnen wij met het aannemen van eene vaste deeling, hoewel dit feitelijk bijna overal een ingeworteld kwaad is, in principe geen vrede hebben, daar zij, zoo er althans geen contracten voor de leverantie bestaanper se moet aanleiding geven tot geknoei, want de prijzen in de verschillende moessons zijn zeer verschillend, en toch moet de rekening zooge naamd kloppen Artikel 102 raakt, behalve den door den geachten schrijver bespro ken inkoop, nog een andere en zeer teedere quaestie, die nog korte lings zulk een algemeene paniek te weeg heeft gebracht; wij bedoelen de zoogenaamde vetboeJcjes-qnaestie. Het is uiterst wenschelijk, dat er bij de verschillende compagnieën een fonds bestaat, waardoor aan de compagnies- en korps-comman danten de gelegenheid geschonken wordt, om bij een of ander blijde gebeurtenis, bijv. een verjaardag van een der leden van het Yors- (1) Waarvan de annalen der Indische Vaderlandsche geschiedenis met roode letteren het feit dienden te releveeren, dat de Staat zich door nijpend geldgebrek in de droevige noodzakelijkheid zag, zijne te velde, hun leven voor Koning en Vaderland wagende mindere officieren, één van hunne twee dagelijksche en Ewopeesche rations te ontnemen en daarvoor de iets kleinere lnlandsche portie in de plaats te stellen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 209