206
teniers-gevoel uit den wagen stappende, werd ik weldra tot do werkelijk
heid teruggebracht door een korporaal met een orderboekje, waarin stond:
Luit, Lerac morgen den dag". Ik had me 's morgens moeten mel
den bij don commandant van het subsistentenkader, en dacht dat ik nu
verder op m n woord van eer kon rondwandelen, totdat ik geplaatst was,
maar dat was misgedachtIk hoorde toen, dat ik den volgenden morgen
om uur in de kazerne moest zijn voor het soepeten. Ik stond verbaasd
^oen ik dat hoorde. „Soepeten", dat klonk me zoo echt Hollandsch.
„Rijst met sambal naar genoegen" dacht ik dat het moest zijn, die
uitdrukking, waarover majoor Perelaer zich zoo dik maakte en die haar
ontstaan te danken heeft aan een tijd, toen het Koloniaal Werfdepot to
Harderwijk werd gecommandeerd door een kolonel, Zwitser van geboorte,
die de gewoonte had, om de troepen vóór hun vertrek 'n paar woorden
toe te spreken, waarbij stereotiep de uitdrukkingen„schönes Pension" en
„rijst mit sambal nach Yergniigen" voorkwamen. Toevallig ben ik daar
achter gekomen door een oud-officier, die bij het genoemde korps onder
dien kolonel gediend had. Naar deze me mededeelde was het al 'n heele
oude koe, die de majoor P. uit de sloot haalde, want die kolonel was al
jaren ter ziele en zeker al minstens 25 jaar geleden gepensionneerd
Don volgenden morgen was ik reeds lang vóór den tijd in de kazerne,
want ik was nieuwsgierig die eens te bekijken. Wat troifen mij do orde
en netheid en de doelmatige inrichtingkeukens, badplaatsen, bureaux,
enz., alle in afzonderlijke gebouwen. Het was er lekker en luchtig,
maar hoe vooral pas aangekomen manschappon het des nachts uithou
den zonder gordijn om hun bed, dat begrijp ik niet best. Ik wilde er ook
liever maar niet naar vragen, doch ik vreesde dat velen zich voorloopig
tegen de muskieten beveiligd hadden door het aantrekken van 'n „vestje,"
met andere woorden: 's avonds 'n goeden borrel gedronken hadden. Ik moet
bekennen, dat eene chambrée er wel eenigszins uit zou zien als de slaap
zaal van eene kostschool voor jonge juffrouwen, wanneer allen een gordijn
of klamboe om hun bed hadden, maar 't zijn toch ook menschen „van
gelijke beweging als wij" en hun huid zal toch ook wel even ^evoelif
o O
zijn als de onze. De onderofficieren, die elk eene nette, afzonderlijke ka
mer hebben, hadden allen klamboes. Nu had men op dat tijdstip te
Batavia niet veel last van de muskieten. Maar op de sawah te Pa-
dangwaar ik in het kampement bij een collega 'n dag of acht lo
geerde, waren ze zóo talrijk, dat het juffrouw Lapswanneer ze het onder
bonden had, zeker haar verschrikkelijksten vloek, een„lievegoeiegenadige-
deugdvanm'nlevennogteraantoe" ontlokt zou hebben. Hoe de klamboe ook