212
op- en tusschendeks. Wat was me dat daar eene bonte verscheidenheid
De „gehuwde" militairen lagen naast liunne bruine eehtgenooten, vreed
zaam op matjes uitgestrekt, of verorberden een gebakken vischje met
wat rijst; van die gebakken vischjes zag ik 'n grooten bak vol bij de
kombuis staan, naast 'n kolossale tobbe met gekookte rijst. De kindertjes,
„aus wilder Ehe" gesproten, dartelden in het „nationale kostuum", dat
Adam en Eva reeds droegen, rondeenige honden en tusschendeks nog
oenige paarden, die zich met de apen vermaakten; en ziet daar het ge
zelschap, waarin ik me drie dagen zou bewegen.
In de hotels te Batavia had ik reeds opgemerkt, dat des morgens van
111 en des avonds van 68 in de voorgalerij steeds jenever en bitter
voor de gasten, zelfs voor den gaanden en komenden man, gereed stonden
dat kreeg men gratis; aan boord was dat ook het geval, doch men kon
ook op die uren naar verkiezing port of madera bekomen. Wat men tussclien-
tijds gebruikte, moest men betalen; bij de rijsttafel en het avondeten kon
men 't zij wijn of bier bekomen. Die royaliteit verwonderde me; doch,
toen ik hoorde, dat het Gouvernement voor mijne passage van Batavia
naar Padang bijv., een reisje van 3 dagen, f 150.— moest betalen, begreep
ik dat het er dan ook „best af kon."
Trouwens de voeding aan boord was uitstekend. Ook de militairen
waren er zeer tevreden mede. Ofschoon het schip weinig beweging
maakte, deed toch weldra de zeeziekte zich bij enkelen gevoelen, vooral
bij de schoone sekse, doch het meest bij de bruine „zusjes." Een forsche
kanonnier was vol attenties voor z'n bruine wederhelft, die het vreeselijk
te kwaad had en die ik dan ook gedurende de geheele reis niet op de
been heb gezien. De trouwe echtgenoot zorgde dat het hunnen twee kin
deren en den aap, dien ze bezaten, aan niets ontbrak. Het jongste kind,
dat nog niet loopen kon, werd rijst gevoerd, ongeveer op dezelfde wijze,
waarop men kalkoenen mest.
Tegen het vallen van den avond, we waren des morgens om 8 uur
onder stoom gegaan, gingen we de prachtige Lampongbaai binnen en wees
men mij links aan den ingang het eiland Lagoendi, waar eenige jaren
geleden de „Generaal Kroesen" verging. De frissche landwind woei ons
tegemoet en het was heerlijk op het dek. Nog dienzelfden avond ver
trok het schip en den volgenden morgen kwamen we op de reede van
Kroë. Daar werd eenige lading gelost en vaten klapperolie ingenomen.
De wijze, waarop deze werden ingeladen, was werkelijk curieus. Een
lange rottankabel was van den wal vastgemaakt aan eene schuit, die
naast het stoomschip lag. Die kabel was naar gissing eenige honderde
4