225 met een der vele uitvloeisels van het systeem: de luitenants tot onder officier te degradeeren. De zucht, om subalterne officieren voor allerlei minime baantjes te spannen, zonder na te gaan, of dit redelijkerwijze al dan niet tot hun werkkring mag gebracht worden, neemt in het Leger schrikbarend toe. Het behoeft wel geen betoog,'dat zulks bepaald in strijd is met onze reglementen, adres Hoofstuk III Inivendige Dienstnergens toch wordt aldaar eenige bepaling gevonden, dat de meerdere het werk van den min dere moet doen. Zijn er schurken onder het kader, dat men die dan uit het Leger ver- wijdere! Hun plaats is niet in de gelederen! Zijn er onbruikbare onderofficieren en korporaals, men stelle hen terug tot soldaat! "Want gaat men eens over tot verkrachting der voorschriften betreffende de voorziening in den dienst, wij kunnen geen andere uitdrukking vin den voor het feit, dat men den dienst van kader, dat slecht of niet te vertrouwen is, door officieren laat verrichten dan vervalt men van kwaad tot erger; en ivaar blijft de grens? Met eenige logica zou men er dan toe komen, dat de pelotons-com mandanten, bij ontstentenis van sectie- en escouade-commandant, de goede ren der manschappen van het peloton gaan nummerendat, als de menage meester niet met zijne rekening overweg kan, dan wel de sergeant majoor of fourier zijn administratie slordig bijhoudt, enz., enz., de officier der week hen naar de cantine laat gaan en zelf op het compagnies-bureau gaat zitten toelissen! Heeft men eens dit fraaie standpunt bereikt, dan mag men, ook zonder de gave der profetie te bezitten, veilig aannemen, dat het tijdstip niet meer ver verwijderd zal zijn, waarop de officieren, met opgestroopte mou wen en gewapend met een puimsteentje en een poetskurkje, zich naar de chambrée begeven, om de patroontasschen, enz. hunner onderhebbende manschappen op te doffen. Over het verder door den geachten schrijver betreffende de artikelen 2 en 3 te berde gebrachte, meenen wij te kunnen volstaan, met verwijzing naar ons in dit nummer geplaatst opstel. Wat betreft de zaak der „Be- schwerden" (zie pag. 364 en volg.), meenen wij met den schrijver, dat een dergelijke instelling ook in ons Leger veel aanbeveling zoude ver dienen, daar zij overeen te brengen is met een gezonde krijgstucht, die' terwijl zij zulke zware eischen doet, ook tevens alle onderdrukking uitsluit. Niet aldus is het met de in Von Ludinghausen's Organisation und

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 236