OVEKZEESCHE SPROKKELINGEN. DOOR EEN VERLOFGANGER. Voorpostenhonden. Blijkens de All. Mil. Zeitung, No. 72 van 1882, worden, op last van den Russischen Minister van Oorlog, den generaal Wannowski, proeven genomen met de dressuur van honden voor den veiligheidsdienst van het leger. Door de ervaring van den laatsten Russisch-Turkschen oorlog geleerd, wordt het namelijk ver van onbereikbaar geacht, dat de intelligentie, waakzaamheid en fijne reuk van den hond zeer wel aan het leger dienst baar zijn te maken. Iedere hond heeft een eigen nummer en is voorzien van een water dichten halsband, waarin zoo noodig eene depêche kan geborgen wor den; vooral de ruigharige kozakkenhond en Uralische wolfshond voldeden aanvankelijk het best. "Wij kunnen hierbij nog voegen, dat ook wij in Atjeh de waakzaamheid van den hond zeer op prijs stelden. Opmerkenswaardig was het, dat de door ons bedoelde hond reeds van den eersten dag af aan, toen wij eene vrij geisoleerde benting gingen bezetten, zich bijzonder nijdig toonde tegen iederen Atjeher, die de benting voorbijkwam. Des avonds, zoo dra het duister inviel, posteerde hij zich op het plongé der borstwering en was hij bij volslagen donker immer den schildwachten te vlug af, wanneer personen de benting naderden. Ouze hond signaleerde het eerst, dat er onraad was. Met de dagelijksehe patrouille, uitgezonden tot het overbrengen en halen van brieven, ging hij steeds mee, zoo ook met de we- kelijksche groote patrouille, die onder aanvoering van den Luitenant plaats vond. Hetzij dat deze laatste patrouille op klaarlichten dag uitrukte, dan wel in alle stilte des nachts, Moor mankeerde nooit op het appel. Yan tijd tot tijd ondernam Moor eene patrouille op eigen gelegenheid,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 239