235 rcëngagomciit verbeteren den toestand niet en werken sleehts in omge keerde roden zeker op de qualiteit, doch ook op de quantiteit. Men lierleze nog eens, wat dit laatste betreft, het zoo zaakkundig ge schreven artikel van Mati Panari: „De reëngagementen bij het Neder- landsch-Indisch Leger," voorkomende in N°. 10 van den jaargang 1882 van dit Tijdschrift. Slechts in goede voeding, ruime betaling, nette en doelmatige kleeding is de oplossing te vinden. Streeft Par simonie naar lotsverbetering zijner collega's, wij streven naar lotsverbetering van den Indischen minderen militair in het algemeen en naar die van onze onderofficieren in het bijzonder, de spreuk indachtig Een goed arbeider is zijn loon waard." December 1882. S. B. De publieke opinie in zake Luitenant Kleij c. s. (Vervolg op „De zaak van den Luite nant Kleij en 50 andore officieren van het Xcd. Inch Leger door en in de Pers be sproken"). Met een „Woord vooraf", door Th. Kleij, kapitein-kwartiermeester bij het Nedei'landsch-Indisch Leger. 's Graoenhage, Koninklijke Nederlandsche Bock- en Kunsthandel, M. M. Coitve'e, 1S82. (Prijs 0.75). Het bovengenoemde boek, groot 166 bladzijden, behelst, evenals het werk, waarop het een vervolg is, het oordeel van ,,de Pers" over de bedoelde zaak. Het „Woord vooraf" beslaat ruim 11 bladzijden; het is gedateerd: medio September 1882. Sedert 20 October d. a. v. werd door de Tweede Kamer der Staten- Generaal cene beslissing in de zaak genomen. Na die beslissing in beschouwingen te treden over den inhoud van het boek, achten we nutteloos. Bovendien: zelfs zij, die aanvankelijk be hoorden tot de belangstellenden, zijn overgegaan tot de categorie van afgematten, van onverschilligen, van hen, die van de zaak hoe be langrijk ze ook wezen moge meer dan genoeg hebben. „Wij zouden den Heer Kleij althans aanraden, vooreerst zijne pen te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 246