- 239
fouten, welke zij in de nieuwe editie van het Recueil mochten hebben
ontdekt, en deze aanteekeningcn bijv. eens in de drie maanden ter
kennis te brengen van hunne chefs, die dan daarmede het D. v. O. in
wetenschap kunnen stellen, om dit te doen geraken tot het besluit, of,
c. q. na verbetering van de fouten, al dau niet kan worden overgegaan
tot de officieele invoering van het Recueil.
Zou dit, reeds meermalen geopperde, denkbeeld geen overweging ver
dienen? En zouden wij dientengevolge, zij het dan ook eerst over
twee jaren niet geraken tot het door zoo velen gewenschte doel
In October 1877 droeg de Generaal-Majoor Beijex, Minister van Oorlog,
aan een ambtenaar bij zijn Departement op, eene nieuwe uitgave te be
zorgen van het Recueil Militair voor de Landmagt, waarin gedurende den
langen tijd, waarover het liep, nog vele bepalingen voorkwamen, die later
ingetrokken of gewijzigd, dan wel verouderd waren. Die uitgave moest,
ofschoon het geheel officieel karakter der oorspronkelijke dragende,
toch niets anders bevatten dan stukken, welke nog, hetzij in hun geheel,
hetzij ten deele, van werkelijk belang te achten waren.
In December 1879 zag dientengevolge het licht het le stuk van de
Beknopte Uitgaveloopende over de jaren 1813 1851.
Bij de kostelooze toezending van die Beknopte Uitgave aan de auto
riteiten, die ze voor hun archief noodig hebben, verleende de Minister
van Oorlog tevens machtiging, om, na 1 Januari 1880, voor zooveel het
tijdvak 1813 1851 betreft, het oorspronkelijke Recueil Militair buiten
gebruik te laten en dus alleen het genoemde le stuk der Beknopte Uit
gave te bezigen; behoudens eenige voorloopige uitzonderingen, hoofdzakelijk
betreffende voorschriften van administratieven aard (administratie-regle
ment, beheer van ziekeninrichtingen, reglement voor marcheerende troepen,
kazerneering, weduwen-en weezenfonds, muziekfonds, enz
Sedert is ook het 2e gedeelte van de Beknopte Uitgave verschenen,
loopende over de jaren 1852 1873.
Hoe wenschelijk het ook moge wezen, een dergelijken maatregel insge
lijks bij ons Leger te nemen bezwaren, welke wij hier niet nader be
hoeven te omschrijven, zullen zich daartegen nog wel geruimen tijd blijven
verzetten. Gebrek aan werkkrachten en aan fondsen hoeveel goede
voornemens zijn daarop niet reeds afgestuit!
Onder die omstandigheden komt het ons voor, dat de nieuwe uitgave
van het Recueil Militair een zeldzaam schoone gelegenheid aanbiedt, om
tot officieele verbetering te geraken. De Heeren Luijmes en Boers, dus
particuliere krachten, hebben met opoffering van veel tijd en moeite gedaan,