261 En nu het Oostenrijksche Leger! Dat ook daarin de krijgstucht véél te wenschen overlaat, wordt duidelijk aangetoond door de Vedette In dat uitsluitend militaire orgaan lezen wij onder het opschrift Ans WerJeVhet navolgende: Elke troepenmagt die zóó gedisciplineerd is, dat zij zelf in het heetst van den strijd weet te gehoorzamen, zal nimmer in wanorde op de vlugt worden geslagen. Maar, zóódanige tucht heerscht in ons Leger niet! Door eene strenge tucht geschraagd, moet de oefening onzer troe pen plaats hebbenen moet men onze soldaten nog leeren zich te gewennen aan, en te harden tegen ontberingen en vermoeijenissen. Het krijgsmansleven is ruw, en een soldaat moet geen lammeling, geen oud wijf, geen weeke jonge jufvrouw zijn. En, juist wat betreft die harding, die oefening, die afrigting is het in ons leger treurig gesteld. In den zomer vinden de soldaten het te warm om te exerceeren, in den winter te kouden in die verwijfdheid worden zij door zwakke, toegeefelijke chefs gesterkt; en, wanneer de boomwol niet zoo duur was, dan zouden wij zeker de soldaten daarin wikkelen, opdat de arme drommels toch vooral geen tochtje zouden vatten. Sommigen beweren, dat de tucht in ons leger niet minder is dan vroeger! Maar, afgescheiden dat dit niet waar is, wijl de overgeno men lamlendige wijze van dienen, de zoogenaamde légèreté geniale ons nog te veel aankleeft, mag niet uit het oog worden verloren, dat eene tucht zoo als die vroeger heerschte, welligt toen, maar zeer zeker niet thans meer voldoende mag heeten! Wie de tegenwoordige wrijze van oorlogvoeren vergelijkt met de vroegere, zal moeten toestemmen, dat vooral tegenwoordig eene ijzeren discipline onmisbaar is. De vroeger gebezigde diepe kolonne-stelling maakte het mogelijk, zelfs makkelijk, den man wat men noemt in de hand te houden! Thans, na het ingevoerde tirailleurgevecht is hij meer aan zich zeiven overgelaten. Is hij dan niet bezield met den geest van onvoor waardelijke gehoorzaamheid, dan doet hij juist zóó veel als hij zelf wil

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 272