263
De ongeregeldheden bleven voortduren, „afpersingen ende onregt-
matige eischen" maakten een nieuw placaat noodig; en wel, reeds
den 26en September van datzelfde jaar.
Het toenmalige krijgsvolk schijnt evenwel niet door wetten of
placaten te beteugelen te zijn geweest. In weerwil van telkens
hernieuwde placaten 14 December 1600, 11 December 1642, 3 Ok
tober 1648, 18 April 1651 en 18 April 1668 bleven de klagten aan
houden over„moedwillig wegloopen, allerlei foulen, insolentiën, extor-
siën, vecatiën, ongeregeldheden, overlasten, brandschattingen," e. z. v.
Den 24en Julij 1675 werden weder strenge strafbepalingen afgekon
digd, tegen het „vloecken ende zweren ende profaneren van God's
heiligen naam"; den 14en Oktober 1675 tegen de „foulles ende actiën
van het krijghsvolk", en den 31en Maart tegen de „duellen ende
krackeelen".
De misbruiken en misdrijven vermeerderden evenwel, in weerwil
van al die placaten, zoo dat de Raad van Stateden 9en Mei 1705
voormelden strengen artijckel-brief van 1590 renoveerde en ver
scherpte, en den 15en Maart 1706 een nieuw Reglement omtrent de
subordinatie en de krijg sdiscipline'uitvaardigde.
Doch ook hierdoor verbeterde de toestand niet; althans, [den 31cn
Maart 1740 verscheen eene Resolutie, bevattende: „bepalingen om
de excessen en moetwilligheden, die door de verlofgangers werden
begaaD, te verminderen", terwijl eindelijk nog publikatiën van 8 Maart
1749 en 24 December 1751 het „grof spelen en het maken van
groote verteringen en van schulden" verboden.
Verder treft men geen placaten of resolutiën meer aan, totdat,
den 26<'n Junij 1799, door het uitvoerend bewind der Bataafsche Re
publiek werd uitgevaardigd, het Reglement van krijgstucht vof Cri
mineel Wetboek voor de Militie van Staatdat, met de toenmalige
Fransche wetten den grondslag uitmaakte, van ons, thans nog be
staand en vigerend en in 1814 gearresteerd: Reglement van krijgs-
tuchV en Crimineel Wetboekbeide reeds sedert lang en algemeen
onder de scherpste bewoordingen door alle deskundigen en zelfs door
de Regering veroordeeld als geheel verouderd en onbruikbaar, zelfs
in die mate, dat men na het gewone lange talmen, het bedachtzaam
wikken, wegen, beraadslagen en uitstellen onzen volksaard eigen, thans