264
eindelijk indedaad de hand heeft geslagen aan de herziening en ver
betering onzer militaire wetboeken.
Dat ook thans nog de krijgstucht, zoowel in het Nederlandsche
als in het Nederlandsch-lndische Leger niet onberispelijk is, som
wijlen zelfs zeer véél te wenschen overlaat, moet met leedwezen
worden geconstateerd.
In Nederland werd nog onlangs bij de behandeling der begrooting
in de 2e Kamer der Staten Generaal gewezen, op de verslapping der
krijgstucht, terwijl daarbij tevens de vermoedelijke oorzaken daarvan
werden gereleveerd.
Twee lezenswaardige verhandelingen over de krijgstucht in het
Indische Leger vindt men in eene voordragt van den Kolonel llaus
geplaatst in het Ind.-Mil. Tijdschrift 1871, Nos. 6 en 7 en in eene
brochure, getiteld: „De Infanterie van het Indische Leger", vera, den
toenmaligen len Luitenant der Infanterie W. J. N. Bosboom. Daar
uit ontleenen wij de volgende détails
Yan en met 1831 t/m 1837 vindt men, op eene sterkte van
8862 Europeanen, 99 gevallen van insubordinatie; dus: gemiddeld
per jaar 14, of 1633.
Yan en met 1838 t/m 1844, sterkte 6744 Europeanen, 208
gevallen; dus: gemiddeld, 30 per jaar, of 1: 225.
Yan en met 1857 t/m. 1863, sterkte 11544 Europeanen, 466 ge
vallen; dus: gemiddeld 67 per jaar, of 1: 172.—
Yan en met 1864 t/m 1870, sterkte 11663 Europeanen, 538
gevallen; dus: gemiddeld 77 per jaar, of 1: 152!
Alleen in 1869 en 1870 had men 278 gevallen van insubor
dinatie.
Die cijfers toonen onwederlegbaar aan, dat v/m 1831 t/m 1870,
in het Indische Leger het verzet en de insubordinatie zijn toegeno
men, en wel, van ruim 0.15°/o op ruim 0.65°/o' en! natuurlijk in
gelijke mate de waarde van dat Leger verminderd.
Den 19en April 1875 trad de Luitenant Generaal de Neve op als
Kommandant van het Indische Leger.
Zijne Excellentie scheen de tucht in het Leger zeer bevredigend
te vinden, niettegenstaande vorenstaande désolate bewijzen voor het
tegendeel; althans, wij lezen, bij zijne optreding, in den Dag-Order