277 naar do meening van den Minister, bij het Depot zouden moeten geplaatst worden. Voor zoover deze laatste woorden betrekking hadden op detinitiet tot het Indische Leger behoorende officieren, is, naar het schijnt, nimmer van die bepaling gebruik gemaakteene bijzonderheid, waarop wij, om redenen, die later in ons opstel zullen blijken, speciaal de aandacht wenschen te vestigen. Met ingang van den 1™ Januari 1862, alzoo 18 jaren later, werd de dienst bij en het administratief beheer van het Koloniaal Werf depot opnieuw geregeld. Om met de administratiekosten te beginneD, werden daarvoor niet minder dan 5600 gulden 'sjaars beschikbaar gesteld. Daarvan ontving de commandantf 600 de kapitein-kwartiermeester1200 de officier van kleeding200 ieder compagniescommandant 96 ieder adjudant-onderofficier 24 Daarenboven werden „voor buitengewone dienstplichten" jaarlijks afgezonderd voor den commandant150 en voor alle overige officieren, ieder 100. (1) Voorts kwam te vervallen de bepaling, dat ook in de Koloniën gediend hebbende officieren bij het Werfdepot mochten geplaatst wor den, terwijl ten opzichte van de uniform bepaald werd, dat zou ge dragen worden die van het wapen en den dienst, waartoe het kader behoort. De formatie van 1844 bleef gehandhaafd, behoudens de navolgende veranderingen de commandant mocht den kolonelsrang bekleeden de officier van kleeding behoefde niet meer uit de gepensionneerden (1) Ook het minder kader scheen „voor buitengewone dienstplichten" beloond te moeten worden, de onderofficieren met 4, de korporaals met 2 cents daags. Op de begrooting van 1883 wordt daarvoor speciaal uitgetrokken een gezamenlijk bedrag van 781.10.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 288