278 te worden gekozen; er zouden niet 1, doch 2 adjudant-onderofficieren zijn; geen korporaal-tamboer meer; niet 3, maar 5 schrijvers niet 16, doch 24 sergeanten niet 32, doch 40 korporaals en, instede van 8 tamboers, 8 hoornblazers. In hoofdzaak kwamen dus de veranderingen neer op uitbreiding van personeel. Deze formatie bleef gedurende 8 jaren stationnair, toen ten jare 1870 eene aanmerkelijke troepenvermindering bevolen werd. Eene compagnie werd gesupprimeerd. Terwijl voor den rang, dien de commandeerende officier zoude mogen bekleeden, slechts die van majoor of luitenant-kolonel werd uitgetrokken (dus niet langer een kolonel), werd daarentegen destaf van het korps vermeerderd met „1 officier voor speciale diensten", benevens 1 officier van gezondheid. De toelagen als indemniteit voor schrijfbehoeften bleven behouden, met uitzondering van die der kapiteins, die van 96 op 100 gulden 's jaars werden gebracht. Terwijl mede de toelagen „voor buitengewone dienstplichten" onver anderd bleven, werd daarin eenige jaren later (met ingang van den lcn Januari 1876) wijziging gebracht, n. 1. die van den commandeerenden officier van 150 op 300 en die der kapiteins100 150 gulden 's jaars. Ten opzichte van den commandeerenden officier werd evenwel bepaald, dat zijne toelage „voor buitengewone dienstplichten" zoude komen te vervallen, zoodra hij bij bevordering tot kolonel in het genot zoude treden van het aan dien rang verbonden jaarlijksch traktement. Welke logische gedachte toen heeft voorgezeten, om den majoor- en luitonant-kolonel-commandant hooger te bezoldigen dan zijn collega bij de overige troepen van het Ncderlandsche Leger en de bewuste toelage „voor buitengewone dienstplichten" aan den kolonel-comman dant te onthouden, valt moeilijk te gissen. De formatie van 1870 bleef behouden tot aan het jaar 1881, toen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 289